Vrede met olijven

Uit het dagboek van een vredestichtertje. Afl. 88: Eldad Kisch beredeneert waarom het plukken van olijven zo nauw verbonden is met de vrede.

Het werd weer eens tijd voor een ouderwetse dag van vredesactiviteiten. En wat is beter dan mee te doen met de olijvenpluk. Dus vroeg op pad, met belegde boterhammen en een thermoskan met koffie. Gelukkig was het een prachtige dag, tussen de regenbuien van gisteren en vanavond.

Waarom hoort het plukken van olijven op de Westelijke Oever zo evident bij de vrede? Daar zijn goede redenen voor. De Palestijnen hebben twee soorten problemen bij het bewerken van hun landerijen. Een ervan is dat hun bezit voor een deel ligt tussen ‘de Muur’ en de oude ‘Groene Lijn’. Om die bezittingen te bewerken moet je een speciale vergunning hebben om door de doorlaatposten in de Muur te mogen. De Israëlische autoriteiten, in hun goedertieren, geven per familie 3-4 bewijsjes, terwijl het plukken van olijven tientallen handen vereist van grootouders, tantes, broers tot kleuters. Dus om dit werk op tijd klaar te krijgen moeten welwillende Israëli’s de ontbrekende arbeidskrachten aanvullen.

Een tweede probleem rijst als de Palestijnen het ongeluk hebben dat hun landerijen in het zicht van settlers liggen; de settlers zijn er niet van gediend dat de Palestijnen te dicht in de buurt komen (te dicht is ruwweg op schotsafstand). In dat geval moeten de Israëlische vrijwilligers vaak als buffer fungeren om al te gewelddadige confrontaties te voorkomen. Het leger, als het erbij geroepen wordt, maakt zich hier snel van af. In het beste geval zeggen ze tegen beide partijen: “opdonderen”. Dat lijkt eerlijk, maar de Palestijnen zijn hun oogst en hun inkomen kwijt. Tot er een rechtszaak van komt is het seizoen voorbij.

Wij waren ditmaal vlakbij het zich snel uitbreidende Tsufin. De boomgaarden van onze gastheer Salah voldoen aan beide eerder genoemde moeilijkheden, hoewel de bewoners van Tsufin minder aggressief zijn dan sommige andere settlers. Ik vroeg Salah hoe het aardige, zich snel uitbreidende dorpje Tsufin aan zijn land komt. Dat was eenvoudig; een deel was onteigend, een ander stuk was verkocht aan de Joden door de Palestijnse land-eigenaar. Salah voegde daar aan toe: “..and then he died”. Toen ik wat dom keek, maakte hij een verklarend en overtuigend gebaar van zijn hand over zijn keel, en hij liet er duidelijk geen traan om.

’s Avonds was de elfde herdenking van de moord op Rabin. Dat had er mooi bij gekund ter afronding van deze vredige dag, maar ik had op de rotsige grond van Salah mijn enkel verstuikt, en het leek mij te veel om nog zo lang bij die herdenking te moeten staan. Trouwens, niemand zal mij missen op het Rabin-plein.

Nog twee korte kanttekeningen:
De schrijver David Grossman deed bij de herdenking van Rabin een mooie uitspraak over onze nieuwe minister Avigdor Lieberman: “Hoe konden wij deze pyromaan benoemen tot hoofd van de brandweer?”
Het is jullie misschien ontgaan dat de moordenaar van Rabin, Yigal Amir, net voor de elfde herdenking van deze moord, het recht had verkregen om zich te mogen verenigen met zijn bruid om haar te impregneren. Zij kwam uitgebreid op het nieuws, eerst ‘voor’, besmuikt glimlachend, en tien uur later,’na’, zo mogelijk nog besmuikter glimlachend. Een van onze commentatoren vroeg zich af ‘of hij het bij haar ook van achteren had gedaan’.

©Eldad Kisch 2006.

Eldad Kisch woont al meer dan veertig jaar in Israël. “Destijds was ik flink zionistisch, nu ben ik wat gelouterd,” omschrijft hij zichzelf. “Ik bekijk de gebeurtenissen in onze streken met bezorgdheid, vooral waar onze menselijke en ethische waarden steeds meer inkrimpen.”

Advertentie (4)