Parsja 25 Sjemini (Wajikra/Leviticus 9:1-11:47)


Op de achtste dag (na de zeven dagen van voorbereiding) brengen Aharon en zijn zonen hun eigen offer en het offer van het volk, waarna Aharon en Mosjee het volk zegenen.

G’ds Majesteit verschijnt aan het volk. Hemels vuur verteert het offer
en het volk valt in aanbidding neer. Twee zonen van Aharon brengen
vreemd vuur en HaSjeem (G’d) treft hen.

Mosje gebiedt Aharon en zijn zonen niet te rouwen en de
inwijdingsdienst voort te zetten. Bedwelmende drank is verboden voor
dienstdoende kohaniem (priesters). Er volgt een opsomming van dieren
die gegeten mogen worden: dieren met gespleten hoeven die bovendien
herkauwen; de andere zijn onrein. Van de vissen mag alleen al wat in
het water vinnen en schubben heeft, gegeten worden. Van de vogels mogen
alleen die 24 soorten, die in de Tora vermeld worden, niet gegeten
worden. Ook van de insecten mag men slechts 4 soorten sprinkhanen eten.
Het volk moet onderscheid leren maken tussen rein en onrein. Weest
heilig omdat Ik heilig ben, zegt G’d.

Numerieke gegevens: Sjemini is de 26e van de 54 sidrot, de 3e van de 10
van Wajikra. Sjemini bevat 91 pesoekiem (verzen), 6 ge- en 11 verboden
en wordt meestal direct na Pesach gelezen.

Inhoud eerste alija koheen 9:1-16

Aharon brengt een kalf als zondoffer en een ram als ola (=brandoffer).
Het volk brengt een geit als zondoffer, een kalf en lam als brandoffer,
een rund en ram als sjelamiem (=vredeoffers).

Het kalf van Aharon als zondoffer kwam ter verzoening van zijn
daadwerkelijke rol in de affaire van het gouden kalf. Een zondoffer
verzoent voor daden. Het kalf van het volk was een ola (=brandoffer)
omdat de rest van het volk, dat slechts had toegezien hoe het gouden
kalf gediend werd, alleen verzoening nodig had voor de ‘gedachten’
hierbij, voor het ‘zwijgen is toestemmen’ aan de zijlijn van de
afgoderij.

Inhoud tweede alija levi 9:17-23

Na enkele details van het mincha=meeloffer en de vredeoffers, hief Aharon zijn handen op en zegende hij het volk.

Het woord ‘jadaw’ = zijn handen (van Aharon) staat zonder tweede joed
geschreven, zodat hier ook ‘zijn hand’ in het enkelvoud gelezen kan
worden. Dit is een bron voor de traditie, dat de kohaniem bij het
doechenen=zegenen hun handen tegen elkaar houden ? als één hand.

Inhoud derde alija 9:24-10:11

Een Hemels vuur daalde af om de offers te verteren. Nadaw en Awihoe,
twee zoons van Aharon, brachten vreemd vuur in de Misjkan (Tabernakel).
G’ds vuur verteerde Nadaw en Awihoe (overigens alleen van binnen; aan
de buitenkant van hun lichaam was dit niet zichtbaar). Op de troostende
woorden van Mosje zwijgt Aharon. Twee neven, Misja’eel en Eltsafan
verwijderen de lichamelijke overschotten. Kohaniem mogen hun leven niet
riskeren door het dragen van lang haar (eenmaal per maand naar de
kapper) of door met gescheurde kleren het Heiligdom te betreden.
Tijdens de dienst mochten zij het Misjkan niet verlaten. Dronkenschap
is uit den boze.

Nadaw en Awihoe waren zeer begaafde mannen, die in feite op een hoger
spiritueel niveau stonden dan Mosjé en Aharon. Dit ligt ook aangeduid
in hun namen. Nadaw betekent dat hij van adellijke afkomst was,
nediwoet. Awihoe geeft aan dat hij de ‘vader’ van het Joodse volk had
kunnen worden. Aan de andere kant waren ze teveel van hun eigen
grootheid overtuigd. Omdat ze grote geleerden waren, meenden zij uit de
Tora te kunnen afleiden, dat ze hun eigen vuur op het altaar moesten
plaatsen hoewel op de achtste dag vuur van Boven afdaalde.

Advertentie (4)