Emor (Wajikra/Leviticus 21:1 – 24:23)


Kohaniem mogen geen contact met doden hebben; wel mogen ze de begrafenis van de zeven meest nabije familieleden bijwonen maar de Hogepriester mag ook dat slechts op afstand.

Kohaniem mogen niet met een gescheiden vrouw huwen, de Hogepriester zelfs niet met een weduwe.
Met bepaalde lichaamsgebreken mag men geen dienst in de Tempel doen.
Men mag niet tot de gewijde gaven van het volk naderen als men onrein
is en alleen kohaniem mogen van geheiligd voedsel eten. Een dier dat
geofferd wordt mag geen gebrek vertonen. Een rund of schaap mag niet op
dezelfde dag als het jong geslacht worden.
Nogmaals wordt de eis tot werkonthouding op Sjabbat naar voren
gebracht. Daarna worden de verschillende feestdagen met een aantal
bepalingen  vermeld. Aharon moet de kandelaar voortdurend brandend
houden. In het heiligdom staat een tafel  waarop 12 toonbroden
gelegd moeten worden. Een man die de G’dsnaam heeft gevloekt, wordt
buiten de legerplaats gestenigd. Wie een ander lichamelijk letsel
toebrengt of andermans dier doodt moet de schade vergoeden. Wie een
mens doodt, krijgt de doodstraf. De vreemdeling moet gelijk een
ingezetene behandeld worden.

Numerieke gegevens: Emor is de 31e sidra, de 8e van Wajikra. Bevat 24
ge- en 39 verboden. Alleen Kie teetsee(74 ge- en verboden) bevat meet
mitswot. Emor heeft 5 keer zoveel mitswot als het gemiddelde van de
rest van de Tora. Bijna elke twee pesoekiem staat een gebod.

Eerste Alija (koheen) 21:1-15

Deze eerste aliyah is de koheen op het lijf geschreven. Een koheen moet
zich aan zijn zeven meest nabije familieleden verontreinigen: vrouw,
moeder, vader, zoon, dochter, broer en ongetrouwde zuster. Kohaniem
mogen geen inkepingen en kale plekken op het lichaam maken als teken
van rouw. Een koheen mag geen zona (dit is een dame die een relatie
heeft gehad met een man die voor haar verboden is) of een chalala (een
dochter van een koheen met een vrouw met wie hij niet had mogen
trouwen) huwen. Hij mag ook niet met een gescheiden vrouw trouwen. Wij
moeten kohaniem eren omdat zij een speciale taak hebben in de religie.
De Koheen Gadol heeft meer beperkingen omdat hij heiliger is. Hij mag
zelfs niet assisteren bij de begrafenis van een van zijn ouders. Hij
mag zich alleen verontreinigen aan een meet mitswa: een dode die
niemand heeft om hem te begraven.

Tweede Alija 21:16-22:15

Een koheen met een lichamelijk gebrek mag geen dienst doen in de
Tempel. Dit slaat niet alleen op een permanent gebrek maar ook op een
tijdelijk moem (gebrek). Een gediskwalificeerde koheen mag de Tempel
niet binnen maar mag wel de meeste van de heilige voedselsoorten eten.
Een onreine koheen mag geen teroema (heffing) of kodasjiem (offers)
eten. Hij moet in een mikwe (ritueel bad) onderdompelen en zodra het
nacht is, is hij weer rein. Een niet-koheen mag geen teroema eten. De
dochter van een koheen, die relaties heeft met iemand die  voor haar
verboden is, mag niet langer teroema eten. Als ze na een huwelijk met
een niet-koheen kinderloos terugkeert naar haar vaders huis mag een
dochter van een koheen weer teroema eten. Het is verboden om ‘tewel’ te
eten, landbouwproducten waarvan de speciale gaven niet zijn afgezonderd.

 

Derde Alija 22:17-33

Offerdieren mogen geen gebreken hebben. Dieren mogen niet gecastreerd
worden (ook geen huisdieren). Pasgeboren dieren moeten zeven dagen bij
hun moeder blijven en mogen pas daarna als Korban gebruikt worden. Het
is verboden om een moederdier en een kind op dezelfde dag te slachten.

De Tora is het eerste document dat serieus

Advertentie (4)