Parsja 35 Choekat (Bemidbar/Numeri 19:1-22:1)


In Choekat (Wet) worden de bepalingen over de Rode Koe uiteengezet: via de as van de rode koe is het mogelijk rein te worden nadat iemand in aanraking is gekomen met een gestorven mens. Mirjam sterft en wordt begraven. Er is geen water en men wordt kwaad op Mosjé.

God gebiedt hem het volk bijeen te roepen en tegen de rots te spreken,
zodat deze water geeft. Mosjé doet dat en slaat met zijn staf op de
rots; er komt veel water uit. Maar G?d had gezegd dat Mosjé tot de rots
moest spreken. Mosje en Aharon mogen het Land niet binnen. De koning
van Edom wil het volk niet doorlaten en dreigt met geweld; daarom kiest
men een omweg. Aharon sterft op de berg Hor. Zijn ambt wordt
overgenomen door zijn zoon Elazar. Wederom verzet het volk zich tegen
Mosjé, waarna giftige slangen veel slachtoffers maken. Ook hieraan weet
Mosjé een einde te maken.
De Bné Jisraeel trekken verder de woestijn door. Aangekomen bij het
gebied van Sichon, koning der Emorieten, weigert deze doortocht. Na een
oorlog neemt Israël het land van Sichon in bezit. Ook Og, koning van
Basjan voert oorlog met de joden. Og verliest zijn land aan het volk.

Numerieke gegevens

Negenendertigste sidra, zesde in Bemidbar. Bevat drie geboden.

 

Eerste alija (Koheen 19:1-17)

De rode koe mocht geen gebrek hebben en nooit een juk hebben gedragen.
Zij werd buiten de Tempel geslacht en verder geprepareerd. Het werd
volledig verbrand, nadat het bloed zeven maal gesprenkeld was in de
richting van de voorzijde van de Tent der Samenkomst. Iemand die in
contact komt met een overledene wordt ritueel onrein voor zeven dagen.
Water met as van de rode koe wordt op de derde en de zevende dag op de
onreine gesprenkeld. Daarzonder kan hij zijn onreinheid niet kwijtraken
en de Tempel niet betreden.

De as van de rode koe moest bewaard worden. Ook dit staat in verband
met de dienst aan het gouden kalf. Net zoals de dienst aan het gouden
kalf `bewaard wordt voor alle latere generaties ter bestraffing? en er
geen ellende bestaat  waarbij niet iets van het gouden kalf
afgerekend wordt, zo ook moet de as van de rode koe bewaard worden. En
gelijk het gouden kalf allen, die ermee bezig waren, onrein maakte, zo
ook maakte de rode koe allen die eraan werkten, onrein. En net zoals
zij gereinigd werden door de as van het gouden kalf, zoals er
geschreven staat: “En Mosjé strooide het op de oppervlakte van het
water” (Exodus 32:20), zo neme men voor de onreine persoon van de as
van de rode koe.

De rode koe bevat een interne tegenstrijdigheid. Het maakt onreinen
rein maar reinen ook onrein. Eén van de grootste mysteriën is de
vereniging van goed en kwaad in deze wereld. Waarom moeten
rechtvaardige mensen zoveel lijden? Waarom gaat het de onrechtvaardige
soms zo goed? Zelfs de grootste Profeten wisten hierop geen antwoord.
Daarom kenden vele afgodische volken twee of meer goden, één voor het
goede en de ander voor het kwade. De Tora leert ons echter te geloven
in één Bron waar alles ? goed en ook schijnbaar kwaad ? vandaan komt.
De rode koe maakt de onreinen rein maar de reinen, die ermee bezig
zijn, onrein. Deze tegenstrijdige elementen doen ons beseffen, dat de
geheimen van het leven niet door ons beperkt denkvermogen gevat kunnen
worden. De rode koe komt van een niveau dat ons verstand ontstijgt.
Daar verdwijnen alle tegenstrijdigheden als sneeuw voor de zon. Het is
het niveau van geloof, dat G?ddelijke logica heet en niet meer
menselijkerwijs te beredeneren valt.
Dama ben Netina woonde in Asjkelon en weigerde eens uit eerbied zijn
vader wakker te maken toen de Chagamiem (Geleerden) een edelsteen
wilden kopen voor het borstschild van de Hogepriester. De sleutel van
de kluis lag onder het

Advertentie (4)