“Majoor” Bosshardt heeft Yad Vashem onderscheiding ontvangen


De vier zussen Terhorst hebben de majoor voorgedragen voor de onderscheiding omdat zij tijdens de oorlog, net als 70 andere kinderen, door kolonel Bosshardt tijdens de Tweede Wereldoorlog uit de handen van de Duitsers zijn gehouden.

Een
zondagskind, op 8 juni 1913 geboren in Utrecht in een middenstandsgezin. Al van
jongs af aan ondernemend, zelfstandig en met een heel eigen, extrovert
karakter.

Nadat
ze als 17-jarige meermalen naar samenkomsten van het Leger des Heils in Utrecht
was geweest, nam ze de beslissing als heilsoldate tot het “leger” toe te
treden. Ze tekende de “krijgsartikelen” die eindigen met: 

“Ik
verklaar hiermede dat het mijn vast besluit is, om met Gods hulp tot aan mijn
dood toe een trouw soldaat te zijn van het Leger des Heils.” 

Gedateerd:
19 juni 1932. Ze is dan amper 19 jaar.

Toen
in mei 1940 de bezetting begon, was zij als officier van het “leger” werkzaam
in het kindertehuis “De Zonnehoek” op Rapenburg in Amsterdam, in het hart van
de jodenbuurt.

In
de Rapenburgerstraat bevond zich ook het joodse meisjesweeshuis, dat al in het
begin van de bezetting werd leeggehaald, waardoor veel joodse ouders hun
kinderen naar de overkant, naar De Zonnehoek brachten.

Het
Leger des Heils werd in 1941 door de Duitsers verboden, de uniformen mochten
niet meer gedragen worden en geld en gebouwen werden in beslag genomen. Het
“leger” gaf zijn werk niet op. Om toch te kunnen doorgaan, werden alle
kindertehuizen veranderd in particuliere tehuizen. Het “leger” weigerde
onderdeel te worden van Winterhulp, een organisatie van de bezetter.

Tengevolge van huiselijke omstandigheden kwamen begin
1941 de drie joodse zusjes Hendrina, Dimphina en Helena Terhorst onder de hoede
van majoor Bosshardt. Ook de zwangere moeder van de drie kinderen vond
tijdelijk onderdak bij het “leger”. Kort na de geboorte van de baby, die de
naam Roos kreeg, werd het kindertehuis gevorderd door Winterhulp. Het “leger”
vluchtte met ongeveer 70 kinderen, waaronder veel joodse, naar Amsterdam-noord.
In juli 1943 maakten ze daar de bombardementen mee, maar gelukkig bleven allen
gespaard.

Ze vertrokken per trein en te voet naar het
Gooi, waar ze, in de loop van de tijd, wel op tien verschillende adressen
hebben gewoond. De kinderen waren steeds gedwongen, tegen hun zin, zoveel
mogelijk kleding over elkaar te dragen, ook al was het snikheet. Kleine Roos
werd, in verband met haar joodse uiterlijk, als baby en als kleuter, dikwijls
onder dekens verstopt.

Er
was niet genoeg geld om voor alle kinderen eten te kopen, dus ging de majoor,
ondanks het verbod, toch collecteren. Daarbij is ze door een NSB-vrouw verraden
en opgepakt. Doordat haar ondervrager, waarschijnlijk onder de indruk van haar
persoonlijkheid, na twee weken de deur van de verhoorkamer en de buitendeur
eens niet afsloot, kon de majoor op een onopvallende manier de straat op
lopen.

De
majoor en haar collega s kregen opdracht van het “leger”, dat met het verzet
samenwerkte, ongeveer 70 joodse kinderen naar verschillende adressen elders
onder te brengen. Niettemin is het majoor Bosshardt steeds gelukt de vier
zusjes Terhorst bij elkaar en bij haar te houden.

Tijdens
de hongerwinter trok de majoor

Advertentie (4)