NIK: Parsja Tsav (Wajikra/Leviticus 6:1-8:36)

Een offer brengt G’d dichter bij maar diefstal verwijdert Hem, zoals er staat (Psalmen 12:6): ’Van het beroven van armen, zegt G’d, nu sta Ik op’. G’d stapt op. Een offer betekent zich opoffering getroosten. Wanneer men een offer steelt – waar geen moeite voor gedaan is, kan het niet worden gezien als een plaatsvervangend offer voor zichzelf.

Aharon krijgt nadere instructies voor de offers: wat, waar en hoe van de offers gegeten mag worden. Het vuur op het altaar moest altijd blijven branden. Ook dankbaarheids- en vrijwillige offers komen aan de orde. Bloed en bepaalde vetdelen mogen niet gegeten worden. Het vlees van het offer moet rein zijn en ook degene die ervan eet moet rein zijn. De gehele gemeente werd bijeengeroepen om Aharon, zijn zoons en de Tempelvoorwerpen in te wijden. Mosje kleedde Aharon en zijn zoons in de priesterkledij en zalfde het heiligdom en Aharon. Aharon bracht de offers, precies zoals hem was voorgeschreven. Aharon en zijn zonen moesten zeven dagen en nachten bij de ingang van de Tent der Samenkomst blijven in verband met de ambtsaanvaarding.
Koheen (6:1-11) Na de beschrijving van de verschillende offers wordt nu de dagelijkse dienst in het Mikdasj (Heiligdom) beschreven. Vlak voor de ochtendgloren werden de brandstapels op het altaar verzorgd. De eerste taak was het verwijderen van het as van het altaar. Het as moest naast het altaar worden neergelegd. Deze taak heet Teroemat hadesjen. Daarna trok de koheen andere kleding aan van iets mindere kwaliteit en bracht het as naar een ‘reine’ plaats. Het vuur moest altijd blijven branden en mocht niet uitgaan.

Iedereen mocht offers brengen, Joods of niet-Joods. Met grote nadruk stellen onze Wijzen (B.T. Nazier 62a) dat een offer niet gestolen mag worden. Wij moeten niet het voorbeeld van Robin Hood volgen die stal van de rijken om tsedaka te geven aan de armen. Dat heet een mitswa haba’a be’awera – een goede daad, die alleen mogelijk wordt gemaakt door het plegen van een misdrijf. Toch kent deze neiging ook een subtielere vorm. Wanneer men geld op onjuiste of onzuivere wijze verdiend heeft, neigt men er nogal snel toe om een gedeelte daarvan af te staan voor een goed doel om de rest van het bezit te rechtvaardigen. Diefstal en offer sluiten elkaar uit.

Klik op het logo om NIK-rabbijn Raphael Evers’ verklaringen op de parasja te lezen.

Advertentie (4)