Parsja 31 Naso (Bemidbar/ Numeri 4:21 – 7:89)


NASO (neem op): Hier volgen verdere opdrachten inzake het transport van de Tabernakel. Daarna wordt opgedragen iedereen die ritueel onrein is, buiten het kamp te plaatsen. Dan volgt een richtlijn voor wie zaken ontvreemd heeft.

Als een man zijn vrouw van ontrouw verdenkt, kan hij haar naar de
priester brengen, die een aantal handelingen uitvoert, waaronder het
mengen van wat stof van de vloer met water en het schrijven van G’ds
naam op een stuk perkament. De vrouw moet het vloekbrengende water
drinken. Daaruit zal blijken of zij al dan niet schuldig is; zo ja dan
zwelt haar buik op en vallen haar dijen in. Zo nee, dan zal ze (weer)
kinderen krijgen. Voorts wordt de wet op het nazireeërschap vermeld:
een nazier is iemand die vrijwillig een gelofte op zich neemt gedurende
een zekere tijd. In die periode mag zij of hij geen wijn drinken of wat
dan ook van de wijngaard eten, dan wel andere sterke drank gebruiken.
Voorts moet haar/zijn hoofdhaar niet geschoren worden en zij/hij mag
zich niet verontreinigen aan een overledene. Aan het einde van de
periode brengt hij/zij een offer in de Tempel, scheert het hoofd en
hervat het normale leven. De kohaniem moeten het volk zegenen. Het
Heiligdom krijgt van alle stammen dezelfde geschenken, die per stuk
worden opgenoemd.

Numerieke gegevens: Naso is de 35e van de 54 Sidrot. Het bevat 176 pesoekiem (verzen), 7 ge- en 11 verboden.

Eerste alija (Koheen 4:1-37)

De tweede telling van de stam Levi gaat verder met de familie van
Gersjon. De eerste telling was voor jongetjes van 30 dagen en ouder.
Deze 2e telling is voor mannen tussen 30 en 50 jaar. Levieten begonnen
met de Tempeldienst op hun dertigste. In het Beet haMikdasj te
Jeruzalem gold geen maximum leeftijd. In het Misjkan in de woestijn was
de verplichte pensioenleeftijd vijftig jaar omdat de onderdelen van het
Heiligdom dragen zwaar was. De familie Gersjon moest de tentkleden van
de Tabernakel dragen. Zij werkten onder supervisie van Itamar, de zoon
van Aharon. De familie Merari moest de planken, balken, pilaren en
voetstukken, pinnen en touwen vervoeren.

Tweede alija (Levi 4:38-49)

Er waren 2.630 lewie?iem van Gersjon en 3.200 van Merari. De familie
Kehat bestond uit 2.750 lewie?iem. De totale werkkracht van de Levieten
was 8.580. Voor sjira (zingen) en sjemira (bewaking) kon men na zijn
vijftigste doordienen.

Bemidbar 4:22: “Neem het aantal op van de zonen van Gersjon ook van hen…”
Wat betekent ?ook? van hen? De afstammelingen van de levietenfamilie
Kehat moesten de belangrijkste voorwerpen uit het Misjkan dragen: de
Menora, de Arke, het Altaar, de Tafel met de toonbroden. De familie van
Gersjon moest de tentkleden en gordijnen en andere minder belangrijke
voorwerpen dragen. Daarom zegt de Tora ?ook? de familie van Gersjon
moet Naso – verheven worden. Dit is belangrijk bij gemeenschappelijk
optreden. Wanneer wij voor een jeugdvereniging of kehilla werken zijn
er ‘kowed-functies’ en er is ‘het sjlep-werk.’ Beide zijn even
belangrijk.  Hetzelfde zien we in Dewariem 33:18: “Verheug u
Zewoeloen, wanneer u uittrekt en Jissachar in uw tenten”. Hier gaat het
over het partnership tussen de zakenman en de Torastudent. Beide zijn
belangrijk en de zakenman wordt vermeld vóór de Tora-leerling omdat G’d
weet dat beiden even belangrijk zijn.

Derde alija (5:1-10)

Drie onreinen worden uit het kamp gestuurd. De metsora (melaatse) werd
ook het Jisra?eelkamp uitgestuurd maar een zav (aan vloeiing lijdende
man of vrouw) mocht alleen het Levietenkamp en het Sjechina-kamp niet
binnen. Iemand die onrein was do

Advertentie (4)

Wekelijkse Nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief (of klik op het kruisje rechtsboven)