Bijbelgenootschap staakt advertentie

Op verlangen van het NIK, daarin gesteund door het Overlegorgaan Joden & Christenen (Ojec) , heeft het Nederlands Bijbelgenootschap besloten de advertentie waarin het jodendom in verband wordt gebracht met bloedvergieten niet langer te plaatsen.



De advertenties staan nog wel in Vrij Nederland dat deze week uitkomt,
en het novembernummer van Psychologie Magazine, die beide al waren
gedrukt. Het NIK heeft een uitnodiging om met het NBG in
gesprek te treden, aanvaard. Van het besluit om te staken met de
advertentie heeft NBG-directeur Feenstra het Nederlands-Israëlitisch
Kerkgenootschap op de hoogte gesteld.

Het joodse geloof staat in de advertentie ten onrechte voor bloed
dat van de pagina’s spat, voor geen liefde en geen verzoening, daarmee
voortbordurend op het 2000 jaar oude beeld van de ondeugdelijkheid van
de Jood die zich verbindt aan het oude testament tegenover het betere
van het nieuwe testament.

In een gisteren uitgebrachte verklaring stelt het NBG: “De Bijbel heeft
16 miljoen recensenten en die hebben allemaal een andere mening en
visie op de Bijbel. En het NIK heeft het goed recht om de mening zoals
in deze recensie verwoord ter discussie te stellen.”

Het NBG miskent daarin dat er een rechte lijn is tussen de in de
advertentie geschetste episode, n.l. het Esther-verhaal, en het joodse
leven van vandaag waarin de wonderbaarlijke redding van de uitroeiing
van het grootste gedeelte van het Joodse volk, nog steeds wordt
gevierd. Die uitroeiingspoging  uit het boek Esther is
niet minder dan latere vervolgingen. Wie heden ten dage Poeriem (het
Esther-feest) viert, lijkt zich op grond van de
NBG-advertentie  te vereenzelvigen met bloeddorst, machtswellust,
haat in plaats van liefde.

Het artikel Wanklank bij vermarkten bijbelvertaling
in Trouw van 27 oktober 2004, waarin nog gemeld wordt  dat de
advertentie niet zal worden herroepen, gaat dieper in op de oorzaak van
de ergernis van het NIK.

Deze richt zich met name op Opzij-hoofdredacteur, domineesdochter en
feministe Cisca Dresselhuys. Zij schreef op verzoek van het NBG een
stukje over het bijbelboek Ester, waar aan het slot Oom Mordechai 75000
belagers van de Joden laat afmaken. En ze besluit: “Ester is een echt
oudtestamentisch boek, waar het bloed van de pagina’s spat. Gelukkig
heeft later een andere joodse man de boodschap van liefde en verzoening
gebracht.” Dresselhuys noemt het ‘doodzonde’ dat nooit een opera is
gemaakt van dit drama vol verleiding, wraak en dood.

De joodse kritiek ziet hier het oude christelijke vooroordeel verwoord
waar de joden door de eeuwen heen hun vervolging en discriminatie aan
te danken hebben. De verontwaardiging richt zich nog meer op het NBG.
Bij het ‘vermarkten’ van zijn bijbelvertaling bedient het NBG zich van
een ongebruikelijke methode: eigen ‘recensies’ als advertentie
geplaatst in media. Acht ‘bekende Nederlanders’ mochten een stukje
schrijven over hun bijbelboek. Hans Dorrestijn over de Klaagliederen,
Bram Peper over Job, Lenie ‘t Hart over Jona. Het mocht ook onaardig
zijn. Volgens het NBG heeft de bijbel en zijn Nederlandse vertaling 16
miljoen recensenten. Die mogen vinden wat ze willen. Ook Dresselhuys,
ook de joodse critici die haar stuk ter discussie stellen.

Toch wil het NBG niet dat een advertentie de aandacht van ‘het boek van
joden, christenen en belangstellenden’ afleidt. Het NBG kan de
advertentie niet terugdraaien, maar evenmin wil het NBG ruzie met de
joodse kerkgenootschappen, die aan het vertaalproject hebben meegedaan.
Bij een tweede advertentiegolf in 2005 zou de bijdrage van Dresselhuys
kunnen vervallen.

Dresselhuys, oud-redacteur van Trouw, is niet onder de indruk van de
com

Advertentie (4)