Een bezoek aan de Snoge

Rob Cassuto geeft een impressie van zijn bezoek aan de Esnoga, de beroemde Portugees-Israëlitische synagoge in Amsterdam.

Ik dook op uit een van de metro-uitgangen van de halte van het Waterlooplein, Amsterdam, en stond ter hoogte van het Joods Historisch museum.
De plek heet officieel het Mr. Visserplein, maar het is in feite een warrig verkeersknooppunt, omringd door zeer qua stijl uiteenlopende bouwsels; mijn blik pande als een camera van links naar rechts, eerst de uitloper van de vlooienmarkt op het Waterlooplein, dan de barokke Mozes en Aaronkerk, de nieuwbouw aan het begin van de Jodenbreestraat en dan de zakelijke glas-en-pastelgroene gevel van de Nederlandse film- en televisieacademie. Tenslotte de Portugees-Israëlitische synagoge, de Esnoga, kortweg de Snoge, vierkant en onbewogen temidden van deze dissonante reeks. Ik veranderde mijn plan. Daar, in de Snoge, ga ik nog eens keer kijken. Het veiligheidssluisje door, het voorgebouwtje in met het winkeltje om een kaartje te kopen.
De gepeperde entreeprijs beschouw ik graag als tribuut aan mijn eigen Portegiese achterland.

Dan de Snoge zelf in via het tochtportaal en de zware houten deuren. Een enorme ruimte opent zich, een compositie van oud steen en oud hout, geaccentueerd door het glimmend koper van de vele luchters, het al belicht door ramen van oud glas. De lucht is hier ook eeuwenoud en de tijd heeft hier even geen vat, het rumoerig Amsterdam van 2005 heeft bij het voorportaal halt gehouden. Een heel ver voorbij hangt hier binnen deze muren bevroren, het is ook killer dan het lenteachtige en zonnige buiten. Een Engels fluisterende veertiger met vrouw en kind wandelt ook rond, het jongetje van plusminus negen maakt voortdurend foto’s met zijn mobieltje, ze zijn de enige medebezoekers, o ja tegenover mij aan de andere kant zit een man stil te zitten op een van de houten banken, misschien doet hij aan Joodse meditatie.

Het mooiste vind ik misschien wel de koperen luchters, de drie grootste hangen in een rij, van de ingang aan de ene kant naar de volumineuze Heilige Ark van Braziliaans hout aan de andere kant. De enorme luchters glimmen als hemels goud en geven met hun krullende armen een luchtige draai aan de strenge sfeer van het oude geloofsgebouw.
In mijn gedachten zie ik eens in de week vrome werksters met koperpoets en wrijfdoeken ladders of trappen bestijgen om het koper weer tot opperste glans te poetsen.
In de Snoge is geen elektrisch licht en bij alle zitplaatsen in de houten banken zijn koperen kaarsenhouders geplaatst.

Dat draagt aan de tijdloze sfeer niet gering bij.
Er worden in deze ruimte nog diensten gehouden, o.a. op de Hoge Feestdagen, verder komt de Portugees-Israëlitische Gemeente voor haar bijeenkomsten al sinds lang in een kleinere ruimte in de omringende laagbouw bijeen.
Hoe lang zal de Snoge het nog volhouden in werkelijke dienst te zijn alvorens het echt als museum in het verleden wordt bijgezet?

Als ik de ruimte verlaat komt er net een viertal nieuwe bezoekers binnen: drie hele oude vrouwtjes, in wat sjofele donkere kleding, klein en gebogen en met goedkope pruiken op, sjeitels. Met hun is een middelbare man met hoed en schouwdraden (tsitsiet) hangend vanonder het colbert van zijn pak, de zoon of misschien wel de kleinzoon van een van hen, denk ik. De hele oude vrouwtjes spreken soms Ivriet en soms Engels met elkaar. Een reunie, fantaseer ik, drie zusters, een uit Israël en twee uit een vrome wijk in New York, bijvoorbeeld Crown Heights, en ze zijn op reis op kosten van hun affluente kleinzoon. Nog een keer samen en dan is het voorbij.

Hoever ben ik ook al een eind voorbij, peins ik, als ik het zonnige Amsterdam weer instap, ik ben duidelijk in een melancholieke stemming geraakt en laat me graag overspoelen door de bonte ch

Advertentie (4)