Van Agt heeft selectief geheugen


Dries van Agt maakt goede sier met zijn ‘bekering’ tot de Palestijnse zaak, maar een vriend van Israël was hij nooit, zegt Ronny Naftaniel in De Volkskrant van 30 augustus 2005 – Van Agts zelfbeeld ten spijt.

“Hoe vertoornd Israël ook mag wezen door provocaties en aanvallen, het
kan niet de hoop koesteren vrede en veiligheid te bereiken door
wapengeweld, door eenzijdige daden, door het overtreden van
internationale wetten en door het niet opvolgen van de besluiten van de
wereldgemeenschap, zoals die in resoluties van de Verenigde Naties tot
uiting zijn gebracht.” Aan het woord is Dries van Agt. Niet de vorige
week door Israël en de Palestijnse gebieden reizende pleitbezorger van
de Palestijnse zaak, maar de toenmalige minister-president. Hij sprak
zijn kritiek uit op een op 18 oktober 1982 georganiseerd symposium van
het CIDI. De ambassadeur van Israël, Jaacov Nechustan, die na Van Agt
het woord voerde, reageerde als door een adder gebeten: “Mijnheer de
minister-president (…) de wijze waarop wij ons verdedigen zal worden
bepaald door de regering van Israël en door niemand anders, omdat het
Israëlische soldaten zijn die aan het front sterven”.

Ook over de moordpartij door Christelijke-Libanese  milities in de
Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatilla, onder het toeziend
oog van het Israëlische leger, heeft Van Agt altijd een duidelijke
opvatting gehad. In de Kamercommissie voor buitenlandse zaken stelde de
toenmalige premier de Israëlische regering niet rechtstreeks
verantwoordelijk, maar kondigde wel een notitie aan over de juridische
aspecten van het bevriezen van het associatieverdrag tussen Israël en
de Europese Gemeenschap.

Enkele maanden later, op 12 oktober 1982, pleitte hij vervolgens voor
het niet meer bijeenroepen van de samenwerkingsraad tussen Israël en de
Gemeenschap en voor het stopzetten van de goedkeuringsprocedure voor
een nieuw financieel protocol met Israël.  Eerder had Van Agt in
de Tweede Kamer het optreden van Israël in Libanon al buiten proporties
en in strijd met het internationale recht genoemd.

We kunnen dus gerust zijn. Van Agts toon is anno 2005 wellicht wat
scherper geworden, maar een vriend van Israël was hij nooit. Hij heeft
geen omslag gemaakt, zoals uit het artikel over zijn inspectietocht in
Palestijns gebied (Volkskrant van 24 augustus) zou moeten blijken en is
al helemaal geen ‘bekeerling’. Evenmin hoeft hij in de rats te zitten
dat hij indertijd de toenmalige Israëlische minister van Defensie
Sharon verdedigd zou hebben. Waar de oud-premier zich echt zorgen over
moet maken is zijn selectieve geheugen. Een lastige eigenschap, waar
hij in zijn ministeriele jaren ook al mee behept was. Bijvoorbeeld toen
hij even vergat hoe gevoelig de Tweede Wereldoorlog in Nederland ligt
en zichzelf een ‘Arier’ noemde tijdens het debat over de vrijlating van
de laatste drie Duitse oorlogsmisdadigers. Of toen hij in 1977 als
minister
van Justitie de opdracht gaf de Molukse treinkaping bij de Punt met
geweld te beeindigen, terwijl een soortgelijke kaping twee jaar eerder
door bemiddeling was opgelost.

Toenmalig premier Den Uyl noemde de gewelddadige bevrijdingsactie in de
NPS documentaire ‘Dutch Approach’ indertijd een executie. Van Agt
meende daarentegen dat je “tegenover terroristen je woord niet hoeft te
houden”. Een interessante gedachte van iemand die, als het om Israël
gaat, precies altijd het omgekeerde beweert.

Zijn selectieve geheugen is kenmerkend voor de wijze waarop Van Agt
zijn lobby voor de Palestijnse zaak voert. Dat de Israëlische bezetting
en vooral de nederzettingenpolitiek de Palestijnen veel ellende heeft
gebracht valt niet te betwisten. Toch getuigt het van grote
eenzijdigheid om, zoals Van Agt doet, Israël af te schilderen als
voornaamste boosdoener en de Palestijnen als deerniswekkende
slachtoffers, zonde

Advertentie (4)