NIK: Parsja 33 Beha’alotecha (Bemidbar/ Numeri 8:1 – 12:16)

BEHA’ALOTECHA (bij het aansteken): Toen de tijd gekomen was voor ’t Pesachoffer bleken sommige mannen onrein. Zij krijgen verlof voor een inhaalmogelijkheid, het Pesach sjenie.


De stammen trekken op of blijven op hun plaats als de wolk of de vuurzuil optrekt of pas op de plaats maakt. Het optrekken geschiedt volgens een vastgestelde volgorde. Er moeten twee zilveren trompetten gemaakt worden. Alle verschillende tonen hebben een speciale betekenis.
Bij het vertrek richting Israël vraagt Mosjé zijn schoonvader mee te gaan. Jitro wil echter naar zijn eigen land terugkeren. Als het volk klaagt omdat ze geen vlees kunnen eten en het Egyptische menu in de herinnering roept, breekt een Hemels vuur uit. Mosjé is wanhopig en beklaagt zich om de zware last die het volk op hem legt. HaSjeem besluit de leiderslast te verdelen over 70 oudsten. Het volk wordt beloofd dat ze een maand lang vlees zullen eten, totdat het hun neus uitkomt omdat ze G’d versmaad hebben. Inderdaad komen geweldig veel kwartels neer maar de G’ds woede treft het volk zwaar. Mirjam spreekt met haar broer Aharon kwaad over Mosjé; HaSjeem maakt duidelijk dat Hij direct met Mosjé, een zeer bescheiden mens, spreekt. Mirjam wordt melaats en Mosjé dawwent (bidt) voor haar.

Koheen 8:1-14
Aharon krijgt instructies over de menora. De lampen moeten richting de centrale stam schijnen. Mosjé krijgt opdracht om de levi’iem af te zonderen van het volk en hen te reinigen. Zij worden ritueel gewassen, al hun haar wordt geschoren, hun kleren worden gereinigd.

► Vorige week – in Naso – werd beschreven hoe de nesie’iem (voorzitters) van de twaalf stammen het altaar van het Misjkan inwijdden met hun offers. Eén nasí moest toekijken. Dat was Aharon, de voorzitter van de stam Levi, die geen offers bracht bij de inwijding. De stam Levi mocht niet meedoen. Aharon meende dat G’d hem de zonde van het gouden kalf nog niet vergeven had. De stam Levi was in mineur. Maar Aharon mocht niet meedoen omdat G’d voor hem een andere erebaan in gedachten had. Hij zou de mitswa (het gebod) krijgen van het prepareren van de Menora (de luchter). G’d troostte Aharon: “Wees niet treurig! Voor jou heb ik een mitswa, die groter is dan alle andere offers. Jouw achterkleinkinderen, de Makkabeeën zullen voor eeuwig het Chanoekafeest instellen terwijl de chanoeka (inauguratie) van de stamvoorzitters slechts een éénmalige zaak is”. Het feit, dat Aharon het als een gemis ervaarde niet te mogen delen in een mitswa, waarin anderen wel mochten participeren, is op zich al een opsteker! We mogen niets missen van de mitswot, die we tegenkomen!
Voor de Menora stond een opstapje van drie treden. Voordat Aharon de Menora aanstak, moest hij op dit trapje staan, hoewel hij lang genoeg was om het zonder dit opstapje te doen. De drie treden staan tegenover drie kwalijke eigenschappen, die wij moeten overwinnen alvorens wij het licht van de Menora kunnen ontsteken. Een Misjna (Spreuken der Vaderen 4:21) stelt dat ‘jaloezie, passie en eerbejag de m

Advertentie (4)