Praten en/of onverdraagzaamheid

Uit het dagboek van een vredestichtertje. Alf. 80: Eldad Kisch constateert dat zijn kijk op Israël minder zwart-wit is dan die van mensen die het met zijn visie op de situatie niet eens zijn. ‘Liever een koele vrede dan een zee van haat’.

Het verbaast me altijd weer hoe sommige van mijn rechtse tegenstanders mij vol evangelische overtuiging overspoelen met argumenten om mij van mijn ongelijk te overtuigen. Meestal wordt er diep uitgehaald met met de donkerste tijden uit de Joodse geschiedenis en de leringen van de Sjoa zijn niet van de lucht. Alsof zij het alleenvertoningsrecht daarop hebben. “Nooit weer” heeft meerdere kanten.
Zelfs normaliter vriendelijke mensen veranderen als weerwolven. Wat wordt er niet aangehaald om mijn neus te wrijven in de onbetrouwbaarheid van de Arabieren. Verrader van het Joodse volk is een zachte term die ons naar het hoofd wordt geslingerd.

Ik weet al lang dat een gesprek met deze mensen, overtuigd als ze zijn van het eenduidige gelijk van de Joodse zaak en de trouweloosheid van de Palestijnen in het bijzonder en de Arabieren in het algemeen, niet veel resultaat zal boeken. Het gemak waarmee ze de collectieve straffen accepteren als norm. De gelijkmoedigheid waarmee het ontzeggen van elementaire rechten wordt aanvaard. Het is ook niet verbazingwekkend dat uit deze extreme hoek de anti-democratisch excessen van onze recente geschiedenis voortvloeien. De moordenaar van Emil Grienzweig, de moordenaar Yigal Amir van Rabin, de ‘heilige’ Baruch Goldstein en zijn recente navolger, ze zijn allemaal grootgebracht in deze sfeer van onverdraagzaamheid. Ook met het idee dat democratie een selectief ideaal is, zonder algemene geldigheid voor tegenstanders, dat moet wijken voor hogere belangen.

Ik zie de wereld niet zo in zwart en wit. Natuurlijk moeten wij ons kruit droog houden en ons niet argeloos in overeenkomsten storten. De koele vrede met Egypte en Jordanië heeft ons geen kwaad gedaan. Het vooruitzicht om nog generaties lang hier op een klein stukje grond in een zee van haat ons te handhaven met geweld van wapenen trekt me niet aan. Ik weet ook niet of dat op de lange duur houdbaar zal zijn. De bijna catastofale uitkomst van de Jom Kippoer oorlog zou deze geweldenaars tot een waarschuwing moeten dienen.

Praten brengt zonder twijfel een risico met zich mee, niets doen en verder gaan met vertrouwen op onze militaire overmacht zeker ook.
Ik ken de Palestijnen niet minder goed dan deze rechtvaardige rechtse rakkers. Een grote meerderheid van de Palestijnse bevolking is het wederzijdse moorden net zo zat als wij. Daartegenover staat dat ze ons zonder een traan te plengen zouden zien vertrekken, ook daarover geen illusies.
Weliswaar zeggen de slimmeren onder onze tegenstanders dat een vrije meningsuiting een groot goed is, maar ik zou niet graag in hun hart willen kijken.
Het ogenschijnlijk verdeelde Israëlische volk zal als puntje bij paaltje komt, toch voor een vrede stemmen, zelfs met het laten van vele veren.

Deze zaterdag had ik weer interessante keuzeobjekten om te demonstreren. Er gaat een konvooi met levensmiddelen en medicijnen naar Nabloes. Ik blijf op de voorhand thuis. Die komen er niet in, zowel omdat onze auroriteiten niet van dit soort vertoningen houden, en des te meer nu er twee dagen geleden een van de hoofdmannen van de Palestijnen met en raket is opgeruimd. Er heerst dus opperste waakzaamheid en ik neem aan dat de West-Bank potdicht zit voor een paar dagen, dus zonde van de tijd. (Het blijkt dat ik dit weer eens fijntjes heb ingezien; de demonstratie is uitgesteld tot een opportuner moment).
Een andere mogelijkheid is vanavond bij het huis van Dan Halutz, de chef van de generale staf, te protesteren tegen het gebruik van overmatig geweld als reactie op Palestijnse wand

Advertentie (4)