Parsja 30 Bemidbar (Bemidbar/Numeri 1:1-4:20)


BEMIDBAR (in de woestijn): Numeri 1:1 ? 4:20. Vierde boek van de Tora. G’d draagt Mosjé op het aantal mannen van 20 jaar en ouder te tellen. Het blijken meer dan 600.000 te zijn. De Levieten worden apart geteld: van hen moeten de mannelijke leden vanaf één maand geteld worden.

Ze krijgen een speciale taak: het vervoer van het draagbare Heiligdom.
De stammen worden in een vierkant gelegerd rondom het Heiligdom: drie
stammen per windrichting, ieder met het eigen banier. Zo moeten ze ook
optrekken. De stam Levi wordt rondom het Heiligdom gelegerd; de stam
Jozef wordt verdeeld in Efraïm en Menasjé. De rol van de eerstgeborenen
wordt overgenomen door de Levieten omdat zij het gouden kalf niet
hadden gediend. De Levieten worden verdeeld in de drie belangrijkste
families: de Gershonieten, de Kehatieten en de Merarieten. De
draagtaken van de onderdelen van het Misjkan worden verdeeld.

Numerieke gegevens: Bemidbar is de 34e sidra, de 1e van 10 uit het boek
Bemidbar. Bemidbar bevat 159 pesoekiem maar geen mitswot. Het boek
Bemidbar bevat de 3 grootste sidrot: Naso, Pinchas en Bemidbar.

Eerste alija (Koheen 1:1-19)
Bemidbar opent in de Sinai-woestijn in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte, Rosj Chodesj (de eerste) Ijar.


Achtergrond
: Het Misjkan (Heiligdom) was één maand eerder opgericht
en de mensen werden nu geteld ter voorbereiding op de eerste tocht na
hun aankomst bij de berg Sinai elf maanden eerder. Pas in hoofdstuk 9
vertelt de Tora over hetgeen in de vorige maand Niesan heeft
plaatsgevonden. De Tora beschrijft geen chronologische volgorde. G’d
wil het boek Bemidbar niet beginnen met een negatief onderwerp. Het
Korban Pesach werd alleen één keer (hoofdstuk 9) gedurende de hele
veertigjarige omzwerving gebracht. Dit kwam doordat de kinderen niet
besneden werden, omdat ze doorlopend op het punt stonden om verder te
trekken. Daar ?n Briet-mila gevaarlijk zou zijn, werd de besnijdenis
uitgesteld. Maar daarom kon men geen Korban Pesach brengen.

Bemidbar benadrukt de centrale plaats, die de woestijn inneemt bij onze
volkswording. Waarom werd de Tora gegeven in de woestijn? Wanneer de
Tora in het Joodse land was gegeven, hadden de inwoners van het land
Israël een speciale claim op de Tora gehad. De plaats van overdracht
geeft aan, dat iedereen een even groot deel in de Tora heeft. Een
andere verklaring stelt dat de Tora gegeven werd in de woestenij want
“wil je Tora leren dan moet je jezelf als een woestijn maken”. Dit
impliceert, dat men moet werken aan de volgende eigenschappen:

a. Nederigheid (hoogmoedigen doen geen moeite voor de Tora. De G’ddelijke aanwezigheid rust alleen op iemand die nederig is);
b. Tevredenheid (een nederig mens is tevreden en leert makkelijker Tora);
c. Leven met tegenslagen (een nederig mens kan leven met minder dan hij verwacht had van het leven);
d. Vriendelijkheid (nederige mensen maken vrienden en verspreiden zo de Tora);
e. Eenvoud (iemand die de Tora wil leren moet luxe kunnen opgeven.
Niemand kan zowel in spiritueel als in materieel opzicht succesvol
zijn);
f. Gerichtheid op kedoesja (alleen als je hoofd niet vol is van andere dingen is het mogelijk, dat Toraconcepten postvatten);
g. Bereid zijn tegen de stroom in te gaan (vaak leert de Tora bet omgekeerde van wat gebruikelijk, gewoon en normaal is.

Vervolg 1e alija:
De mannen vanaf twintig jaar werden geteld.
Vanaf twintig jaar gaat men in het leger. Aharon en een
vertegenwoordiger van iedere stam helpt bij het tellen.


Waarom werd de telopdracht nu gegeven? Rasjbam (12e eeuw)
suggereert

Advertentie (4)