Parsja 05 Beresjiet (Beresjiet/Genesis 1:1 – 6:8)


De Tora begint met de creatie van alles wat bestaat, o.a. duisternis en licht, de hemellichamen, water en land, alle planten en dieren en tenslotte mensen. G’d schiep dit alles uit het niet. Adam en Eva woonden in het Paradijs, de Tuin van Eden.

Deze sidra draagt de naam ‘In een begin’ = B’reesjiet.

Dit geschiedde in zes dagen; op de zevende dag heeft G’d gerust. G’d
vaardigde een verbod uit: het eerste mensenpaar mocht niet eten van de
Boom van Kennis van Goed en Kwaad. De slang brengt Eva ertoe toch een
hap te nemen van een vrucht van deze boom en geeft ook Adam ervan. Zij
worden verbannen uit de Tuin opdat zij niet ook van de Boom van het
Eeuwige Leven nemen. Vanaf dat moment moeten zij hard werken om in hun
onderhoud te voorzien en de vrouw(en) zullen met pijn kinderen krijgen.

De twee eerste kinderen van Adam en Eva heten Kain en Abel. Op een dag
brengen beiden een offer voor G’d; dat van Kain wordt niet aanvaard,
dat van Abel wel. Kaïn doodt zijn broeder; hij wordt veroordeeld om
over de wereld te zwerven. Er volgt een geslachtsregister tot en met
Noach. Sjet is het derde kind van Adam en Eva. Het morele niveau van de
mensen is inmiddels zo laag gezonken, dat G’d besluit alle levende
wezens te vernietigen. Alleen Noach en zijn gezin mogen in leven
blijven omdat Noach genade in G’ds ogen vond.

Bereesjiet is de eerste van de 54 afdelingen van de Tora en bevat 1 gebod.

Koheen,
Eerste alija: (1:1 – 2:3) behandelt de schepping van de
wereld.                

Waarom is de eerste letter een beet en geen ?
Volgens de Midrasj begint de Tora met een beet omdat de beet ook de
eerste letter is van het woord Beracha (zegening), terwijl de alef de
eerste letter van het woord Aroer (vervloekt) is. Een moeilijk te
begrijpen uitleg!

De Talmoed in B.T. Nedariem (40a) stelt: “Als jonge mensen je zeggen te
bouwen en ouderen je zeggen te vernietigen, luister dan naar de ouden,
vernietig, en luister niet naar de jonge mensen want het bouwen van de
jongelui is vernietiging en het vernietigen van de ouderen is
opbouwend”. Volgens Rasjie slaat dit zelfs op het bouwen van het Beet
haMikdasj, de Tempel.

Ouderen hebben de gave van ervaring. Zij hebben veel meegemaakt. Zij
weten hoe dingen beginnen en gebeurtenissen aflopen. Wat zij doorgeven
is kennis van de vorige generaties. Als jongelui roepen: “Vertrouw
niemand boven de dertig”, is hun nieuwe start geen voortzetting van
oude principes en tradities. Dit geldt zelfs voor de herbouw van de
Tempel (Beet haMikdasj). Ook dat kan niet in een vacuüm worden
gebouwd. De plaats van de Tempel, die gebouwd werd door koning Salomo,
was de plaats waar Adam, Kaïn, Noach en Awraham hun offers hadden
gebracht. De Tempel vormt een schakel in de keten van de generaties.

De Tora begint met een beet van Beracha (zegen). Niet dat
er geen slechte begrippen beginnen met een beet maar omdat we weten dat
er een alef voor die beet staat. Dat wij een doorleefde traditie
voortzetten. Dat is onze zegening (Beracha). Als wij het wiel steeds
zelf opnieuw zouden moeten uitvinden, dan zou dat een alef zijn, een
vloek.

“In het begin schiep G’d de Hemel en de aarde”.
Rasjie vertaalde het als volgt: “In het begin van het scheppen van
Hemel en aarde door G’d, was de aarde in een ongevormde, woeste staat
(Tohoe wawohoe)”. Mogen wij hieruit afleiden dat Rasjie aannam, dat G’d
Tohoe wawohoe niet geschapen had?

G’d bewaar! Dat is zeker niet juist. Uit de woorden van Rasjie
(1040-1105), Nachmanides (1194-1270) en Ibn Ezra (1089-1164) zien w

Advertentie (4)