Veluwse mediene overleefde Holocaust niet


Het grootste gedeelte van de joodse gemeenschap op de Veluwe heeft WOII niet overleefd. Het dagblad VeluweNieuws keek naar de joodse geschiedenis van Hattem, Elburg en Harderwijk.

Hattem
In Hattem en omstreken (Heerde en Epe) ontstond in de loop van de 19e
eeuw een nieuwe joodse gemeente. Zij behoorden tot de armste inwoners,
maar dat verhinderde hen niet om in 1873 een eigen synagoge in te
richten dankzij de steun van de Zwolse baron van Ittersum en de
Diamantbewerkersbond in Amsterdam. Voorganger was David Cortisos, die
in 1941, op 91-jarige leeftijd, een natuurlijke dood stierf.

Vlak voor de oorlog woonden er in en om Hattem, door de komst van 20
uit Duitsland gevluchte joden, 70 joden. Het stadje had een joodse
slager (Solomon van Gelder) en een kleine joodse begraafplaats aan de
Kerkhofdijk. Van de oorspronkelijke 70 joden hebben slechts 7 personen
de oorlog overleefd door tijdig onder te duiken. Het grootste gedeelte
van de gemeenschap is echter weggevoerd in 1942. In het najaar van 1942
hebben verscheidene joodse onderduikers hun toevlucht gezocht tot de
bossen op het landgoed Molecaten. Zij werden verzorgd door het verzet.
Door verraad zijn de schuilplaatsen, waar zich 10 onderduikers
bevonden, op 31 augustus 1944 door de Gruene Polizei ontdekt. De
onderduikers zijn opgepakt en naar Auschwitz getransporteerd.

Een tragisch voorval, tekenend voor de absurditeit van de Tweede
Wereldoorlog, deed zich voor in het voorjaar van 1944. Het echtpaar Van
Gelder-Bakker zat met hun kinderen Bram en Lies ondergedoken op
verschillende adressen. De ouders vonden het erg moeilijk dat de
kinderen op een andere plek zaten en keer op keer verlieten zij hun
schuilplaats om de kinderen te bezoeken. Dit was zowel voor de leden
van het verzet als voor de onderduikers een onhoudbare situatie. Niet
alleen het leven van de kinderen, maar ook dat van verzetslieden en
andere onderduikers stond op het spel. De verzorgers van het echtpaar
van Gelder-Bakker zagen geen andere uitweg dan het echtpaar om te
brengen. Na rijp beraad, het was uiteraard een zeer moeilijke
beslissing, is het echtpaar door een Brabantse verzetsman geexecuteerd.
De lichamen werden tijdelijk begraven in het bos. Nu hebben zij een
plek op de joodse begraafplaats.

Elburg
De joodse gemeente in Elburg bestond in 1938 nog slechts uit 34
personen. Al ruim voor de Tweede Wereldoorlog was een aantal joodse
inwoners naar de grote steden in het westen van het land verhuisdin de
hoop daar gemakkelijker aan werk te komen. Halverwege 1942, toen de
Duitsers daadwerkelijk begonnen de joodse inwoners van Elburg weg te
halen, woonden er nog maar 22. Uiteindelijk werden 16 joden vanuit
Elburg gedeporteerd, acht van hen werden vermoord in Auschwitz.

Zie ook: Geweeklaag klinkt uit het huis der levenden, over een bezoek aan de joodse begraafplaats op de Oosterwal in Elburg.

Harderwijk
Ook in Harderwijk was de joodse gemeente in de eerste jaren van de
oorlog al lang niet meer zo groot als in de achttiende eeuw. Toen telde
die ca. tweehonderd personen. Al in 1759 hadden joden in Harderwijk
toestemming gekregen om religieuze bijeenkomsten te organiseren, en
veertien jaar later konden die in een eigen synagoge worden gehouden.

In het begin van de vorige eeuw bedroeg het aantal joden in Harderwijk
nog zestig. In de eerste jaren van de oorlog waren er nog negen
gezinnen, in totaal bestaande uit 29 personen. Elf van hen doken onder
en wisten de oorlog te overleven. De synagoge bleef in

Advertentie (4)