Werk aan de winkel voor de Kohaniem

De parasja van de week, voor kinderen verteld. Vandaag: nu het misjkan klaar is en de koheen gadol en de kohaniem hun priesterkleren aan hebben, kan het echte werk bij de verschillende altaars beginnen.

Vorige week hebben jullie gehoord dat de woning voor G’d eindelijk klaar is.
De Kohaniem hebben hun speciale kleren aan en Mosje heeft alles gezegend. Nu kunnen de priesters beginnen met wat voortaan hun dagelijkse taak zal zijn.

Jullie weten nog wel dat er verschillende altaars in het Misjkan stonden:

* het koperen brandofferaltaar, waar dierenoffers op werden gebracht. Dit reusachtige altaar stond in de open ruimte
* het gouden rookaltaar waar wierook op werd gebrand. Dit altaar stond bij de Ark.

Mosje was de enige die wist welke dieren mochten worden geofferd. Twee soorten mannetjes- of vrouwtjesduiven konden de mensen brengen om door de Kohaniem te laten offeren, of een stier, een ram of een bok. De dieren moesten helemaal gezond zijn. Zo had G’d het aan Mosje verteld.
Maar niet alle mensen waren zo rijk dat ze een dier konden offeren. Dan konden ze een offer aanbieden van meel, olie en kruiden.
Al deze offergaves werden op het grote brandofferaltaar verbrand.

In dit gedeelte van de Tora wordt ook heel precies verteld waarom mensen offers moesten brengen.
Als iemand heel blij was omdat alles in zijn leven heel goed ging bracht hij een dankoffer aan G’d. Iemand die een stomme fout had gemaakt moest met een offer aan G’d zijn excuses aanbieden en om vergeving vragen. Voor grotere zonden moest je een groter offer brengen.
Mosje leerde de Kohaniem niet alleen precies hoe ze de offers moesten brengen: nu vertelde hij dat elke offergave op het grote altaar eerst met zout bestrooid moest worden voor het werd verbrand.

Je vraagt je vast wel af hoe zo’n offer eigenlijk in zijn werk ging? Hieronder staat het, op een rijtje.

  1. Eerst moest het offerdier naar de open ruimte van de Misjkan gebracht worden
  2. Daarna legde degene die het offer aanbood zijn handen stevig op de kop van het dier, en
  3. zei waarom hij het offer kwam brengen.
  4. Het offerdier werd geslacht, en het bloed werd opgevangen in een speciale schotel
  5. De Koheen liep met de schaal met bloed naar het altaar en druppelde wat bloed langs de zijkanten. Het bloed dat overbleef goot de Koheen uit over het onderste deel van het altaar.
  6. Het vel werd van het offerdier afgehaald, het offerdier zelf werd in stukken gesneden.
  7. Die stukken werden goed gewassen en met zout bestrooid.
  8. Dan pas kon het echte offer beginnen: het verbranden.

Wajikra1:1-5:26

Advertentie (4)