Parsja Behar Bechoekotai (Wajikra/Leviticus 25:1-27:34)

BEHAR (op de berg): G’d gebiedt een Sjabbatjaar (Sjemitta) voor het Land: het 7e jaar mag het land niet bezaaid worden. Wat vanzelf opkomt mag men eten. BECHOEKOTAI (bij (het aanvaarden van) mijn wetten): Als jullie Mijn wetten uitvoeren dan zal het Land bloeien.


BEHAR (op de berg): 25:1 – 26:2.
G’d gebiedt een Sjabbatjaar (Sjemitta) voor het Land: het 7e jaar mag het land niet bezaaid worden. Wat vanzelf opkomt mag men eten. Na 7 x 7 jaar is het 50e jaar een Joweel-jaar, waarin het land ook braak moet liggen. G’d zal zorgen voor overvloedige oogsten in de voorafgaande jaren. In het Joweeljaar worden slaven vrijgelaten en krijgt iedereen zijn/haar oorspronkelijke grondbezit terug. Op andere tijdstippen kan familie een slaaf terugkopen. De prijs van grond wordt berekend naar het aantal te verwachten oogsten. Buiten het Joweeljaar om kan grond teruggekocht worden door een bloedverwant of zelfs een ander als de oorspronkelijke eigenaar niet kapitaalkrachtig genoeg is. Je mag geen rente berekenen als je iemand geld leent. Een slaaf moet men menselijk behandelen; de heer mag hem niet met strengheid regeren.

BECHOEKOTAI (bij (het aanvaarden van) mijn wetten): 26:3 – 27:34.
Als jullie Mijn wetten uitvoeren dan zal het Land bloeien. Wanneer jullie Mijn wetten overtreden dan zal Ik vreselijke straffen over jullie brengen. Er volgt een huiveringwekkende opsomming wat het volk allemaal zal overkomen: ziekten, oorlog, bezetting, zevenvoudige straffen, de steden zullen ruïnes worden. Dit alles mede als de Sjemittajaren niet gehouden worden. Ook psychisch worden de mensen een wrak, ze worden verstrooid en gaan ten onder temidden van vreemde volkeren, het Land zal woest liggen. Zodra de mensen weer aan het Verbond denken en boete doen, zal God aan het Verbond denken dat Hij met de Aartsvaderen gesloten heeft. Het laatste deel van de sidra is gewijd aan de waarde van mannen, vrouwen en kinderen i.v.m. geloften. Dit betreft ook vee, grond en huizen.

Koheen 25:1-18
Zes jaren mag er op ’t land gewerkt worden maar het zevende jaar moet het land braak liggen. Zeven cycli van zeven jaar moeten geteld worden, waarna het vijftigste het joweeljaar is: alle slaven worden vrijgelaten en alle landerijen gaan terug naar de oorspronkelijke eigenaren.

Levi 25:19-28
Het land zal veel vruchten voortbrengen en iedereen zal voldoende hebben en veilig wonen in Israël. G’d belooft zijn zegen gedurende het zesde jaar (twee jaar voor het Joweel), zodat het land voldoende voor drie jaar zal opbrengen. Wanneer iemand noodgedwongen onroerend goed moe

Advertentie (4)

Wekelijkse Nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief (of klik op het kruisje rechtsboven)