Mosjé en de plagen over Egypte

De parasja van de week, voor kinderen verteld. Vandaag: Par’o wil het volk Israël niet laten gaan. Daarom stuurt Hasjem de éne plaag naar de andere over Egypte, want ‘wie niet horen wil moet voelen’.

Dat was een belangrijke opdracht! Maar Mosjé durfde er niet eens aan te denken! "Ik kan helemaal niet goed praten, ik stotter", zei Mosjé tegen Hasjem. "Hoe kan ik dan tegen Par’o praten? Hij zal heus niet naar mij luisteren." Daar had Hasjem wel een oplossing voor: "Je moet alles wat ik tegen jou gezegd hebt aan je broer Aharon vertellen. Dan kan Aharon tegen Par’o spreken. Maar ik kan je nu al vertellen dat Par’o zal niet naar jullie luisteren. En toch beloof ik je dat ik ervoor zal zorgen dat jullie uit Egypte weg gaan. Daarvoor zal Ik grote wonderen doen!"Met deze nieuwe belofte van Hasjem ging Mosjé eerst naar Aharon. Daarna gingen Mosjé en Aharon naar Par’o. "Par’o, U moet de Israëlieten laten gaan. Onze G-d heeft ons gestuurd om U dat te zeggen!" Maar Par’o wilde niet luisteren. Toen besloot Mosjé dat het moment gekomen was om te laten zien hoe machtig Hasjem is. Mosjé zei zachtjes tegen Aharon: "Gooi je stok op de grond, Hasjem zal er een wonder mee doen." De stok van Aharon veranderde in een grote levende slang! Par’o riep zijn wijze raadslieden en tovenaars erbij om ze te laten zien wat er met de staf van Aharon was gebeurd. "Dat kunnen wij ook", zeiden de tovenaars. Ze gooiden hun stokken op de grond, en met hun toverkunsten veranderden ook zij hun stokken in slangen. Toen vrat de slang van Aharon alle andere slangen op, en veranderde daarna weer in een gewone stok. "Laat U het volk Israël nu gaan?" vroegen Mosjé en Aharon. Maar Par’o wilde niet naar ze luisteren.De volgende ochtend ging Par’o naar de rivier de Nijl om zich te wassen. Mosjé en Aharon zorgen dat ze dicht in de buurt waren. Ze liepen naar Par’o toe en zeiden: "Hasjem heeft tegen ons gezegd dat U Zijn volk moet laten gaan, want zij moeten mij dienen in de woestijn. Maar wij zijn nog altijd hier, U hebt ons niet laten gaan, want U wilt niet geloven wat wij zeggen! Kijk wat er gebeurt als ik met mijn stok op het water van de rivier sla." Aharon sloeg met zijn stok op het water. Plotseling was het water zo rood als bloed! Maar niet alleen het water in de rivier veranderde in bloed! In heel Egypte was er geen druppel gewoon water meer, alles was in bloed veranderd. De Egyptenaren konden geen water meer drinken en de vissen stierven in de rivier. De rivier stonk afschuwelijk door de dode vissen. "Laat U het volk Israël nu gaan?" vroegen Mosjé en Aharon. Maar Par’o wilde nog steeds niet naar ze luisteren. Zeven dagen later zei Mosé: "Het is tijd voor de volgende plaag: laat de kikkers komen!" Plotseling waren er overal kikkers, in heel Egypte, op de velden, in de steden, in de huizen en de schuren, in de ovens, overal zaten kikkers. Par’o liet Mosjé en Aharon bij zich roepen en vroeg: "Willen jullie alsjeblieft jullie Hasjem vragen of Hij die afschuwelijk kikkers weghaalt? Als Hij dat doet beloof ik dat ik het volk Israël zal laten vertrekken." Mosjé deed wat Par’o hem had gevraagd en de volgende dag was er in heel Egypte geen kikker meer te vinden. Maar Par’o hield zijn woord niet en liet het volk Israël niet gaan.En zo ging het iedere keer weer. Iedere keer er een plaag kwam, dan beloofde Par’o dat hij het volk Israël zou laten vertrekken, maar als de plaag ophield, deed hij net alsof hij zijn belofte vergeten was. De wijze mannen en tovenaars van Par’o gebruikten hun toverkunsten om de wonderen na te doen die Mosjé en Aharon eerst hadden gedaan. Par’o was niet onder de indruk, en het volk Israël liet hij niet uit Egypte vertrekken. Hasjem werd steeds bozer op Par’o. De kikkers waren weg, maar I

Advertentie (4)