De taal van het geschil

Uit het dagboek van een vredestichtertje. Afl. 82: Ook al valt er wel het een en ander aan te merken op Israël, het land richt zijn wapens in elk geval niet op burgers, in tegenstelling tot de tegenpartijen, schrijft Eldad Kisch. En wanneer overschrijd je de grenzen van vaderlandsliefde?

Het is altijd moeilijk om in tijden van gevechtshandelingen een juiste vredelievende houding te blijven vertegenwoordigen. Je wekt al gauw een onpatriottische indruk in dit extreme land. De actieve vredesbeweging in Israël maakt maar een klein deel uit van de bevolking. Een wat groter deel belijdt dit credo met de mond (‘lip-service’ is een heel wat kernachtiger uitdrukking), en valt natuurlijk meteen af als het heet wordt. De situatie is nog gecompliceerder nu we Gaza en Libanon niet over een kam kunnen scheren. Ik ga hier niet op in, want ik wil geen politieke waarnemer zijn brood ontnemen. Het verschil tussen ons en onze Palestijnse tegenpartij is dat wij niet in de eerste plaats het op de burgerbevolking gemunt hebben, terwijl de Qassam- en Katjoesjaraketten geen enkele illusie laten dat het om militaire doelen zou gaan. Natuurlijk is van onze kant alles niet zo ‘clean’ als we zouden willen. Wel heb ik laatstelijk te doen met de Libanese regering; die worden door Israël verantwoordelijk gesteld voor wat er aan hun zuidgrens gebeurt. Och, arme: ze mogen hoogstens bepalen wat de openingsuren zullen zijn van het casino in Beiroet.

De taal van ons regionale geschil is trouwens ook interessant: het dreigement: ‘de gevolgen zullen ernstig en pijnlijk zijn’ vliegt van beide kanten in het rond.

Dus nu terug naar het veldwerk. Wij waren vriendelijk uitgenodigd deze sjabbat te komen helpen bij het wederopbouwen van een Palestijns tentenkamp. Meenemen van werktuigen gewenst. Het zijn waarschijnlijk de verblijven van Bedoeienen in Susiya (meest zuidelijk op de West-Bank), dat door kolonisten van het naburige Chavat-Yair een paar dagen geleden in brand was gestoken. Dit soort Joods vandalisme gaat gewoon door. Maar we konden niet, en ik kom toch al vaak genoeg op de Westbank. A.s. donderdag is er weer een cursus voor de artsen, en Annelien is maandag op haar post bij een van de vele controlepunten.

Zondag: een demonstratie* in Tel Aviv, die als motto heeft ‘niet schieten maar praten’. Ik ben meer te vinden voor ‘niet alleen schieten, ook praten’, want ik heb best mijn tanden in de raketten-schieters van de Hizbollah, en ik vind dat daar vrijelijk op geschoten mag worden, hetzij op heterdaad, hetzij preventief.
Hoe het ook zij, ik was aangenaam verrast om mij te bevinden in een demonstratie van wel duizend medestanders. Wij begonnen een langzame mars door het centrum van Tel-Aviv, en ik maakte me al bezorgd dat dit weer geheel zinloos was, want maar een taxichaufeur riep iets onduidelijks, zeker niet getuigend van instemming. In de King George straat werden we tegengehouden door een fors cordon van politie. Die vonden het kennelijk welletjes. Er werd geduwd en getrokken en enkele jongeren gingen op straat zitten. Na verdere woordenwisselingen werden twee leidende figuren weggesleept naar klaarstaande politieauto’s. Kijk, daar heb je nog eens iets aan. Zo kom je op het nieuws. De zin van deze demonstraties blijft onduidelijk; we hebben ons best gedaan om de stem van de rede te laten horen. Wel stuurde de politie een fascist die tegen ons begon te schreeuwen snel weg. Dat was aardig.

Op de Westbank is overigens tot nu toe niet veel te merken van alle ellende om ons heen. Dat kan fors veranderen als er ook van daar uit raketten op Israël worden afgeschoten (die zijn in de maak, ze zij

Advertentie (4)