Een joods gesprek met…Esther Davidesko

In een serie portretten geven bekende en onbekende joodse Nederlanders een kijkje op hun joodse leven. Zij beantwoorden vaste vragen. Zijn zij het eens met de vooroordelen die er over joden bestaan, hebben zij last van antisemitisme, waar zijn ze opgegroeid?Deze keer: Esther Davidesko, een 39-jarige Nederlandse in New York, die begrijpt waarom geld zo belangrijk kan zijn, af en toe een knakworstje eet en oude Duitsers niet vertrouwt.

OpvoedingTot mijn zesde jaar woonde ik in Amstelveen aan de Top Naefflaan, daarna verhuisde ik naar Naarden. In Amstelveen deden we meer aan het jodendom dan in Naarden. Het gezin was lid van de joodse gemeente en we gingen geregeld naar sociale bijeenkomsten. Ook hadden we één keer in de week joodse les. Vanuit Naarden gingen we twee keer per jaar naar de Liberale Joodse Gemeente in Amsterdam; met Jom Kippoer (Kol Nidrei) en Rosj Hasjana. Dat was echt een uitje: met de andere kinderen lekker rondrennen in sjoel en daar met je mooiste kleren aan van de trapleuning afglijden. De dienst werd niet erg serieus genomen door mij en de meeste kinderen.In de Naarden-periode ging ik elke woensdagmiddag naar joodse les bij mevrouw Smidt, en daar had ik een grondige hekel aan. Toen ik wat ouder was, zo’n jaar of tien, ging ik naar verschillende jeugd kampen: een Haboniemkamp, een Sjkauch-kamp van de LJG [de Liberaal Joodse Gemeente, LS] en een Bne Akiwa-kamp. Heeft niet zo veel indruk op me gemaakt. Mijn middelbare school begon ik op Maimonides. Hier kreeg ik weer joodse les, maar ook dit nam ik niet serieus. Het jodendom was dus overal om me heen, maar het werd met een korreltje zout genomen. Varkensvlees werd niet gegeten, maar een knakworstje zo nu en dan was best.Na de middelbare school ben ik naar Israël gegaan om te studeren. Daar heb ik mijn man ontmoet en ik ben twintig jaar in Israël gebleven. In Israël heb ik geleerd wat een Seideravond is, die wordt elk jaar uitgebreid gevierd. Jom Kippoer is een autoloze dag. Dan kunnen de kinderen veilig op straat fietsen zonder overreden te worden. Met Chanoeka worden de kaarsjes aangestoken in chanoekiot [kandelaars die worden gebruikt op Chanoeka, LS] die de kinderen zelf hebben gemaakt. En op vrijdagavond proberen we wat uitgebreider te eten.Tweede GeneratieDe oorlog speelde een belangrijke rol in mijn leven, hoewel ik eigenlijk niet precies wist wat mijn ouders hadden meegemaakt. Alles draaide thuis om de oorlog. Omdat mijn ouders bloembollen hebben gegeten tijdens de hongerwinter, mocht er nooit eten worden weggegooid. Ik moest altijd mijn bordje leegeten. Iedereen om ons heen kreeg een stempel: "goed" of "slecht" tijdens de oorlog.Toen ik oud genoeg was, kreeg ik van mijn ouders het dagboek van Anne Frank te lezen met de mededeling dat dat ook zo’n beetje hun verhaal was. Verder werd er niet over gepraat, tot zo’n vijf jaar geleden. Toen kwamen de verhalen pas naar boven. Ik geloof niet dat ik iets negatiefs heb overgehouden aan het feit dat ik tot ?de tweede generatie oorlogsslachtoffers? behoor. Ik denk juist dat ik me er tegen afzet. Als er restjes eten over zijn, worden die gewoon weggegooid.Ik heb wel iets tegen oudere Duitsers en vraag me altijd af of zij slecht waren in de oorlog.AntisemitismeIk voel geen direct antisemitisme. Eerder het omgekeerde. Men toont heel veel interesse in mijn joods-zijn, soms een beetje te veel. Misschien is dat ook een vorm van antisemitisme: mensen moeten me altijd vertellen hoe goed zij of hun familieleden in de oorlog waren.Joden in het buitenland herken ik meestal wel. Hun gedrag is anders dan dat van anderen. En ik zie toch ook wat in hun gezicht; vaak donkerder, en ook de grote neus is vaak een herkenningsteken. Wat geld betreft: ik denk dat wij veel waarde aan geld hechten door onze vervolgingsgeschiedenis en omdat we altijd moesten vluchten. Want wie weet wanneer we weer moeten vluchten voor oorlog of andere volken die ons haten. Als je dan wat centjes acht

Advertentie (4)