Morgen weer

In haar tweede column vertelt Orit over de demonstratie in de oude stad waar zij met haar man en zoontje naartoe ging.

Ik heb het eigenlijk niet zo op demonstraties. Veel mensen, veel gedrang, onzinnig gebral van sprekers door microfoons. Op televisie wordt in eerste instantie gesproken over tienduizenden mensen, en dat schiet me een beetje in het verkeerde keelgat. Kom nou, een beetje demonstratie op het Rabin-plein in Tel Aviv en we hebben het meteen over honderdduizenden. De schatting van de tv-reporter lijkt me ietwat laag. Laten ze ons maar tellen, tienduizend en drie.We besluiten naar de oude stad te lopen, omdat de straten daar in de buurt toch wel dicht zullen zitten. Parkeren kun je helemaal vergeten. Het wordt een wandeltocht van een half uur, met steeds aanzwellend lawaai. Als we aankomen bij het uitzicht over de oude stad (in de buurt van Jemin Mosje) willen wij eigenlijk blijven staan, maar mijn zoontje wil vooruit, rechtstreeks het gedrang in. Dus dat doen we.De demonstratie heeft als motto "Jeruzalem, ik sta je bij". Het onderwerp is uiteraard de eenheid van Jeruzalem, maar vooral de Tempelberg, die door de huidige regering dreigt te worden afgeschreven. Voor de meeste zaken kom ik mijn bed echt niet uit, maar dit wordt me een beetje te gortig. Het lijkt me dat de regering zijn verstand heeft verloren. Wij zijn bereid ongehoorde concessies te doen en lijken steeds minder terug te krijgen van onze gesprekspartner. Als een deel van onze bevolking in een oorlogssituatie verkeert en niet normaal naar huis en werk kan rijden, als er te pas en te onpas terroristische aanvallen plaatsvinden in onze steden, dan denk ik dat een regering die geen meerderheid meer heeft in het parlement en een premier die eigenlijk al is afgetreden beter niet de heiligste plaats van het wereldlijk jodendom op het spel kan zetten. Dus ga ik demonstreren.Ik kijk om me heen om te zien hoe andere mensen dat doen, dat demonstreren. Mannen met gehaakte keppeltjes, vrouwen met doekjes en lange golvende rokken. Kinderen overal, hier en daar de enkele haredi (letterlijk "vrezende", extreem-orthodoxen) in zwart pakken. Iedereen praat met elkaar en een eindje verderop zit een vrouw op de grond haar kind te zogen. Niemand luistert naar de sprekers wiens stemmen door de luidsprekers golven. Als ik een beetje luister, vang ik flarden van retoriek op: "dit is ons land, waar we tweeduizend jaar naar verlangd hebben", "in 1948 stond een reus op", "een goddelijke gelofte".De retoriek verbaast me, want dit soort argumenten heb ik al een aantal jaren niet meer gehoord. Ik vraag me af of dit eigenlijk de enige mogelijkheid is om uit te leggen wat het joodse volk precies in dit land doet. Terwijl aan de ene kant van Israël de rationele argumenten het zionisme vrijwel failliet hebben verklaard, gaat de andere kant rustig door met het zionisme per goddelijke gelofte.Als we weggaan, horen we dat de officiële schatting van het aantal mensen op de demonstratie is gestegen tot 350.000, de grootste demonstratie ooit in Jeruzalem."En morgen," zegt mijn zoontje, "gaan we weer naar een demonstratie".

Advertentie (4)