Ellen Spangenthal: ?Ik heb het aangedurfd mijn kwaliteiten te gebruiken.?

Ellen Spangenthal (76) zat veertien jaar voor de VVD in de stadsdeelraad Buitenveldert. Haar activiteiten werden bekroond met een koninklijke onderscheiding: ze werd verheven tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. "Ik ben er apetrots op!"

Ouderen zijn een aspect van het levenZe tikt driftig met haar wijsvinger op tafel terwijl ze zegt: "Mijn item is altijd geweest dat ouderen zelfstandige, onafhankelijke mensen zijn die gewoon door het leven huppelen en dat daar mogelijkheden voor moeten worden geschapen. Zorg voor ouderen gaat veel verder dan het organiseren van gezellige middagen. Ouderen zijn in mijn ogen meer dan een aspect van welzijn, ze zijn een aspect van het leven. Ik wilde niet alleen over bejaardenhuizen en thuiszorg praten; de groep ouderen is heel groot en divers, en binnen die groep heeft niet meer dan 25% echte zorg nodig, de rest heeft alleen aanvullende hulp nodig. Ik ben er heel trots op dat door een motie van mij de buurtcongierge, een op afroep beschikbare klusjesman, is ingesteld. Daar was enorme behoefte aan."De laatste jaren van haar werk binnen de stadsdeelraad maakte ze deel uit van de commissie Bouwen en Wonen, waar ze zich inzette voor de bouw van ‘levensbestendige’ woningen. "Ik vind dat er zo gebouwd moet worden dat mensen niet hoeven te verhuizen als ze ouder worden."Vroom leven eigen beslissing"Toen ik in het seniorenwerk terecht kwam was ik zelf vijfenvijftig en lid van de doelgroep, ook al zag ik mezelf niet als oudere. Ik heb tegen mezelf gezegd: je kunt wel vijfennegentig worden. Dat is veertig jaar, de duur van een hele generatie, je moet niet gaan zitten wachten tot anderen over je leven beslissen."Ellen Spangenthal komt over als een levendige, vitale vrouw. Hoe ziet haar leven er uit nu ze zich heeft teruggetrokken uit de politiek? "Zelfs als je niet meer werkt blijft de ?struggle for life? bestaan", zegt ze. "Ik ben zevenenzeventig, ik ben alleen en probeer iets van mijn leven te maken. Eens per week ga ik pottenbakken en doe ik wat begeleiding voor een vrijwilligersgroep die in Buitenveldert van start gaat. Ik lees graag, ben op twee kranten geabonneerd, en ik kijk veel televisie. Het is ideaal gezelschap: als het je verveelt kun je de knop omdraaien. En verder wordt de structuur van mijn leven bepaald door mijn geloof."Ze vertelt dat ze opgroeide in een vrijzinnig gezin waarin het Jodendom nauwelijks een rol speelde. "Mijn moeder wist alles van de tradities en gebruiken, maar mijn vader was helemaal zonder religie grootgebracht. We hadden matzes met Pesach, appeltjes met honing met Rosj Hasjana en snoepjes met Simchat Torah, maar daar bleef het bij. Het feit dat ik vroom ben gaan leven is volkomen mijn eigen beslissing geweest."Na enige aarzeling wil ze me toch de gebeurtenis vertellen die voor haar een ommekeer zou betekenen. "Het was kort voor het einde van de oorlog. We waren vanuit kamp Raguhn bij Dessau met de trein onderweg naar Theresienstadt, op de vlucht voor de Russen. Tijdens een stop onderweg had ik me even teruggetrokken, en zat naast de locomotief. Er druppelde water uit, en er lagen ook wat aardappelschillen op de grond. Ik heb gedronken en gegeten en zei uit de grond van mijn hart ‘Ach G’d, help me toch’. Ik dacht toen: stel dat hij dat werkelijk doet, dan moet je in G’d geloven en volgens de Joodse wet gaan leven. Veertien dagen later werden we bevrijd." Er valt een korte stilte. Dan vervolgt ze: "Het heeft wel een paar jaar geduurd voor ik me die gelofte herinnerde, en ik weet nog precies waar ik toen liep in Amsterdam, in de J.M. Coenenstraat vlak bij het Roelof Hartplein. Ik leef nu al vierenvijftig jaar een Joods leven, ik denk er niet meer bij na, maar toen ik er in 1947 mee begon gaf het me de houvast en structuur waar ik in die tijd grote behoefte aan had, al ben ik me dat pas veel later bewust geworden. Ik bleek bovendien heel veel te hebben onthouden van wa

Advertentie (4)