NIK: Parsja 23 Wajikra (Leviticus 1:1-5:26)

Waarom beginnen de kleine kinderen op het Cheider het leren met Vajikra, de leer van de offers? Omdat de offers rein zijn en ook de kleine kindertjes nog onbezoedeld zijn. Dit is een reden waarom de Alef van het eerste woord Vajikra klein is. Het vormt een hint om aan te geven dat de kleine kinderen hier moeten beginnen te leren.

G’d roept Mosje naar de Ohel Mo’eed. Offervoorschriften volgen.

Vajikra wordt ook wel Leviticus genoemd, omdat het voornamelijk gaat over de offerdienst, waarin de kohaniem en levi’iem een hoofdrol spelen. Vajikra is het kleinste boek van de Tora. Het bevat slechts 10 Sidrot en 859 Pesoekiem (verzen). Het eerste boek van de Tora, Bereesjiet, beschrijft alles bij elkaar 2.309 jaar geschiedenis vanaf de Schepping. Sjemot (Exodus) beschrijft 140 jaar, terwijl het hele boek Vajikra slechts in 8 dagen werd gegeven en geschreven. Het boek Bemidbar (Numeri) beslaat 39 jaar en het hele boek Devariem beschrijft 9 weken. In de Tora wordt de geschiedenis van de eerste 2.488 jaar van de wereld beschreven. Geografisch is Vajikra ook beperkt: het hele boek werd uitgesproken aan de voet van de berg Sinai.

Het eerste woord van Vajikra betekent: ‘en toen riep’. Aan alle opdrachten en alle uitspraken van Hasjeem ging een liefdevol roepen vooraf (Sifra). Wanneer de Engelen elkaar oproepen om G’d te huldigen, dan geschiedt dat ook liefdevol, zonder jaloezie of concurrentie maar in volledige eendracht. Niet voor niets vormt dit liefdevol roepen een centraal deel van onze Tefillot, gebeden. De duidelijke voorkeur van G’d voor Mosjee kwam in dit roepen naar voren. Wanneer G’d zich aan andere profeten openbaarde, wordt er nogal eens een uitdrukking van toeval gebruikt.

Vajikra betekent `en toen riep’ maar Vajikar betekent `Hij kwam hem toevallig tegen’ of `Hij trof hem in onreinheid’. Zo staat er bij Bil’am dat G’d hem toevallig trof en hem in onreinheid van een nachtelijke bevlekking vond. Dat is het grote verschil tussen Mosjee en Bil’am: bij Mosjee bestond geen toeval en geen onreinheid. Toch wordt de Alef van Vajikra klein geschreven – zodat er eigenlijk toch weer Vajikar staat – om aan te geven dat Mosjee in één opzicht toch gelijk was aan Bil’am. De Klie Jakar legt uit dat de Tora met die kleine Alef wil aangeven, dat Mosjee eigenlijk meer profetie kreeg dan hem qua voorbereiding zou toekomen. Hetzelfde gold voor Bil’am. Daarom staat bij beiden enigszins dezelfde uitdrukking van:‘G’d trof hen’, bijna toeval in de zin van `je krijgt meer profetie dan je verdient’.

Klik op het logo om NIK-rabbijn Raphael Evers’ verklaringen op de parasja te lezen.

Advertentie (4)