Over reine en onreine mensen en huizen


Het verhaal van vandaag gaat, net als dat van vorige week, over reinheid. Wat moest je bijvoorbeeld doen als je ziek werd door die akelige besmettelijke ziekte ‘tzara’at’?

Dit gedeelte van de Tora gaat helemaal over rein en onrein, van mannen
en van vrouwen, van dingen, van stoffen en van huizen. Van onreine
mensen en dingen moest je afblijven, anders werd je zelf ook onrein.

Om te begrijpen waar het verhaal van deze week over gaat moet je weten
wat reinheid eigenlijk is. Rein is een ouderwets woord en betekent
eigenlijk niets anders dan schoon en gezond. Maar in de Tora betekent
rein ook dat je op een heel bijzondere manier ervoor zorgt dat je
schoon bent. Wie onrein is kan best een viespeuk zijn, maar hij of
zij kan ook een ziekte hebben, of iets hebben aangeraakt of gedaan
waardoor hij een belangrijke regel heeft overtreden.

In het begin van ons verhaal kun je lezen dat een vrouw die een baby
heeft gekregen, een hele tijd onrein is. Als ze een jongetje heeft
gekregen zijn het 33 dagen, en als de baby een meisje is, duurt het 66
dagen voor de moeder weer rein is. De moeder moet een offer naar de
Koheen brengen, en pas als dat offer is gebracht is ze helemaal rein en
mag ze weer met alles meedoen.

(Eigenlijk was dat wel een heel slimme regel: het krijgen van een baby
is vermoeiend, en doordat de nieuwe moeder nog niet veel mocht doen
kreeg ze de kans om weer sterk te worden).

Het was heel belangrijk om gezond te blijven: als iemand een besmettelijke
ziekte had konden er heel veel mensen ziek worden. Zo’n besmettelijke
ziekte was ‘tsara’at’. Tegenwoordig heet die ziekte melaatsheid. Er
bestaan nu medicijnen voor, maar in de tijd dat Mosjé met het volk
Israël door de woestijn trok, was dat niet zo.

Daarom mocht iemand die ‘tsara’at’ had niet meer tussen de mensen
wonen. Hij moest buiten het kamp blijven, zodat dat andere mensen niet
zouden worden aangestoken. De zieke moest zijn kleren scheuren en zijn
haar laten groeien, zodat iedereen kon zien dat hij metsora was.
Metsora betekent ‘iemand die lijdt aan de ziekte tsara’at’. Een
metsora moest zich helemaal bedekken met kleren, er mocht geen enkel
stukje bloot vel te zien zijn. Zelfs zijn mond moest hij bedekken. En
als iemand toch bij hem in de buurt kwam, moest die als waarschuwing
roepen ik ben onrein!  Iemand die zo ziek was mocht pas weer
terugkomen in het kamp van de Israëlieten als hij genezen was.

De zieke moest zelf heel goed opletten of zijn huidziekte verdween. Je
kunt je voorstellen dat hij heel erg blij was als hij tegen de Koheen
kon zeggen dat hij weer beter was! Maar natuurlijk moest de Koheen het
eerst zelf bekijken. Maar dat betekende nog niet dat de zieke meteen
weer terug mocht in het kamp. Nu begon er een periode van acht dagen
waarin de Koheen de zieke helemaal rein ging maken.
Dat was een heel ritueel. De Koheen had er twee vogels van dezelfde
soort voor nodig, en een kruik met bronwater, een tak van de cederboom
en een tak hysop, en een draad rode wol om de twee takken mee bij
elkaar te binden.
Eerst slachtte de Koheen een van de twee vogels, en vermengde het bloed
met het water in de kruik. De vogel werd begraven. De twee takken en de
levende vogel maakte hij nat met het water uit de kruik, en daarna
druppelde hij zeven keer wat water uit de kruik op het hoofd van de
metsora. Daarna liet de Koheen de vogel wegvliegen.
En dat was nog niet alles

Advertentie (4)