Parsja 37 Pinchas (Bemidbar/Numeri 25:10 – 30:1)


Pinchas krijgt van HaSjeem Zijn vredesverbond aangeboden. Mosjé moet het land in erfelijk bezit verdelen, en vraagt G’d iemand aan te wijzen die het volk kan leiden. Jehosjoe’a wordt aangewezen. In het openbaar draagt Mosjé op hem zijn leiderschap over. Daarna volgen een aantal voorschriften omtrent de offerdienst.

PINCHAS (persoonsnaam):
Pinchas krijgt van HaSjeem Zijn vredesverbond aangeboden, omdat hij het
recht van HaSjeem heeft opgeëist door het leven te nemen van de
Midjanietische Kozbi bat Tsoer en haar minnaar Zimri ben Saloe. Tevens
beveelt G’d vijandelijkheden tegen de Midjanieten te openen, omdat ze
de Joden in de (afgoden)valstrik lieten lopen. Mosjé en Elazar moeten
van het volk de 20-jarigen (dienstplichtigen) en daarboven tellen. Er
volgt een lange lijst met namen van families en het getal van de
volwassen mannen is meer dan zeshonderdduizend. Er is niemand bij die
Mosjé en Aharon hadden geteld in de woestijn Sinaï, behalve Kalev en
Jehosjoea. Mosjé moet het land in erfelijk bezit verdelen naar de
omvang van iedere stam. De Levieten behoren niet bij de getelden. Zij
krijgen geen erfelijk bezit. De vijf dochters van Tselofchad claimen
land, omdat hun overleden vader geen zoon had. HaSjeem vindt dat zij
gelijk hebben, wijst het land toe en onderwijst de wetten van het
erfrecht.

G’d gebiedt Mosjé de berg Arawiem te bestijgen en uit te kijken over
het Land dat HaSjeem de Bné Jisraeel wil geven, waarna Mosjé moet
sterven. Mosjé vraagt G’d iemand aan te wijzen die het volk kan leiden.
Jehosjoe’a wordt aangewezen. In het openbaar draagt Mosjé op hem zijn
leiderschap over. Daarna volgen een aantal voorschriften omtrent de
offerdienst.

Numerieke gegevens

Pinchas is de 41e Sidra, de 8e in Bemidbar. Pinchas bevat 6 geboden.

Eerste alija (Koheen 25:10-26:4)

Toen Pinchas Zimri en Kozbi doodde, ontstond er een geweldig
meningsverschil over de vraag of hij juist gehandeld had. G’d getuigt
dat Hij akkoord is. De plaag stopt. Pinchas wordt beschreven als de
kleinzoon van Aharon, de Hogepriester en G’d biedt hem een eeuwig
priesterverbond aan, een verbond van vrede.

Tweede alija (Levi 26:5-51)

Om het leger samen te stellen in de oorlog tegen Midjan, wordt een
nieuwe telling gehouden. De Tora vermeldt alle stammen met hun families
en het aantal mannen van dienstplichtige leeftijd.

Derde alija (26:52-27:5)

Aan deze mensen wordt het land toegewezen. De verdeling zal geschieden
door een loting, door HaSjeem geïnspireerd, en houdt rekening met deze
telling en de telling, die direct na de uittocht uit Egypte plaatsvond.
De Tora geeft allerlei details van de stamboom van Levi, waarbij
speciale aandacht wordt besteed aan de familie van Amram (Mosjé’s
vader). De dochters van Tselofchad benaderen Mosjé, Elazar, de leiders
van de stammen en het volk om een stuk in het Heilige Land. Ze
benadrukken dat hun vader geen deel had in de opstand van Korach maar
om zijn eigen zonden gestorven is (Tselofchad was hoogstwaarschijnlijk
de houtsprokkelaar).

Bij de verdeling van het grondgebied ontstond er een erfkwestie.
Tselofchad had alleen maar dochters. Vijf dochters liet hij na: Machla,
Cho_la, Noa, Milka en Tirtsa. Zij hielden van het land en wilden hun
erfdeel. G’d beloofde uiteindelijk ook de dames een stuk land in
Israël. Toen zij een deel in het land Israël claimden, waren zij bijna
40 jaar. Zij konden geen geschikte echtgenoten vinden; daarom bleven ze
ongetrouwd. Omdat Tselofchad geen zonen had, vreesden zij dat de naam
van hun vader verloren zou gaan. Ts

Advertentie (4)