Parsja 12 Wajisjlach (Beresjiet/Genesis 32:4-36:43)


WAJISJLACH (en hij stuurde). Bereesjiet/Genesis 32:4 – 36:43. 8e sidra.
Op weg naar huis stuurt Ja’akov gezanten om zijn broer Esau gunstig te stemmen. Het blijkt dat Esau onderweg is naar Ja’akov met 400 gewapende mannen. Hij zendt nu gezanten met geschenken voor Esau. In de nacht worstelt een man – een Engel, met Ja’akov.

Aan het einde van de strijd vertelt de man dat zijn naam in het vervolg
Jisraeel zal zijn wat betekent dat hij met G’d en mensen gestreden
heeft en heeft overwonnen. Het blijkt dat Ja’akov een gekwetste zenuw
in zijn heup heeft (daarom mogen wij een deel van de achterbout niet
eten). Ja’akov verdeelt zijn vrouwen en kinderen. Als er een ramp zou
gebeuren, zouden niet allen ten onder gaan. Bij de ontmoeting vallen de
broers elkaar om de hals en huilen. Ja’akov gaat niet in op het
voorstel van Esau om bij elkaar in de buurt te wonen. Ja’akov koopt het
land waar hij zijn tenten heeft opgeslagen van Chamor, de vorst van
Sjechem. Enige tijd later wordt Dina, Lea’s dochter, verkracht door
Sjechem, de zoon van Chamor. Hoewel Sjechem met haar wil huwen en zijn
vader voorstelt beide volksstammen met elkaar te vermengen, zijn de
zonen van Ja’akov zeer beledigd door de ontering van hun zuster. Zij
stellen voor dat huwelijken pas kunnen plaatsvinden als alle mannen van
de stad besneden zijn. Daarna doden Sjimon en Levie, twee broers van
Dina, alle mannen van Sjechem. G’d beveelt Ja’akov naar Beth-El te gaan
en daar een altaar te bouwen; Hij verschijnt Ja’akov weer en bevestigt
de naamsverandering in Jisraeel. Onderweg sterft Rachel tijdens de
bevalling van haar zoon Benjamin. Ja’akov begraaft haar en richt daar
een gedenksteen op. Izak sterft op de leeftijd van 180 jaar.


Numerieke gegevens:

Wajisjlach is de 8e sidra van Bereesjiet. Bevat geen mitswot.


Koheen, 32: 4-13.
Ja’akov stuurt Malachiem met verzoenende woorden. Esau kwam hem dreigend tegemoet. Ja’akov werd bang en dawwende (bad) tot G’d.

‘En Ja’akov stuurde Engelen’
(32:4). Waren deze Malachiem nu gezanten of Engelen? Rasjie zegt dat
Ja’akov Engelen stuurde en geen gewone stervelingen. Dit is logisch
omdat niemand anderen in een levensgevaarlijke situatie mag
manoeuvreren. Ja’akov was zelf doodsbang voor de confrontatie – bang om
te doden of gedood te worden. Daarom wilde hij geen andere mensen er op
af sturen en blootstellen aan grote risico’s. Malachiem kan zowel
menselijke als Hemelse gezanten betekenen. Daar hier vlak voor
gerefereerd wordt aan een ontmoeting tussen Ja’akov en Malachée Elokiem
– ‘G’ddelijke gezanten’ is  ook in de context een aanwijzing te
vinden voor de vertaling van Malachiem als Engelen.

‘Ja’akov vreesde zeer en het benauwde hem’ (32:7). Ja’akov vreesde fysiek gedood te worden – het werkwoord ‘jaree‘ duidt meer op fysiek letsel – en raakte
moreel benauwd – het werkwoord ‘tsar‘ duidt op emotionele pijn –
bij de gedachte uit zelfverdediging zijn agressor misschien te moeten
doden. Rabbi David Kimche meent, dat het niet altijd nodig is om
schijnbaar overbodige woorden in de Tora te duiden: ‘de Tora spreekt
mensentaal’. Wij gebruiken ook wel eens extra woorden om een gedachte
meer kracht bij te zetten. Rasjie stelt echter dat ieder woord
betekenis heeft. Des te meer moeten we alert zijn als de Tora
schijnbare overtollige termen bezigt. De rest van pasoek luidt ‘En
hij verdeelde het volk… want hij dacht: als Esau op de ene groep
afkomt en die verslaat, dan kan de groep, die overblijft, ontkomen’

(32:8). Rasjie verklaart hierop, dat Ja’akov zich voorbereidde op
zelfver

Advertentie (4)