Surfen op de zee van de Talmoed

Iedere vrijdag plaatst joods.nl een column uit het boek Surfen op de zee van de Talmoed van drs. Leo Mock. Tegelijkertijd verschijnt op de website van het Joods Educatief Centrum CRESCAS een column uit Leo Mocks boek Zappen door de Talmoed.
Afl. 8: De Paasbarbecue

Bij het roosteren van het Pesachoffer kwam nog wel wat kijken, althans volgens de Babylonische Talmoed. Het offer werd geroosterd boven vuur aan een houten spies, die bij de mond erin werd gestoken en er bij de billen weer uitkwam. De ingewanden moesten meegeroosterd worden: volgens sommigen werden ze in de buikholte teruggeplaatst, nadat ze eerst gewassen waren. Volgens anderen gewoon elders aan de spies. De spies moest gemaakt zijn van granaatappelhout. De reden hiervoor in de Talmoed is dat een metalen spies de warmte geleid. Dus de spies wordt binnen in het dier ook heet en dan wordt het dier aan de binnenkant dus niet door het vuur gebraad, maar door de hitte van de metalen spies. Terwijl de Tora voorschrijft dat het ‘slechts in het vuur geroosterd mag worden’ (Sjemot 12:9) – in het vuur en niet door iets anders. Een wat strenge interpretatie van dit bijbelvers dat alleen een in water gekookt of halfgekookt offer verbiedt.

Maar wat is er mis met andere houtsoorten? Zoals het hout van de dadelpalm? Omdat de takken hiervan gelaagd zijn, bevatten zij veel water. Tijdens het braden zou het water vrijkomen en zou opnieuw het binnenste niet door vuur, maar door water gekookt zijn en dat mag niet volgens Sjemot 12:9. Ook de vijgenboom wordt afgekeurd omdat de takken daarvan merg bevatten waarin zich veel vocht bevindt. De plataan, eik en wilg mogen ook niet omdat de takken hiervan oneffenheden hebben, en die zou je wel eens kunnen wegsnijden met een mes. Op de plaatsen waar die plekken zijn weggesneden is dan veel vocht te vinden, dat wederom niet mag vanwege het verbod om het offer in water te koken.

Maar ook de takken van de granaatappelboom hebben die oneffenheden? Ja, maar die zijn gladder, 15 dus die snijd je niet weg, antwoordt de Talmoed. In een tweede antwoord beaamt de Talmoed inderdaad dat ook die knoesten in de takken van de granaatboom een probleem zijn, en dat alleen de takken van een granaatappelboom in zijn eerste levensjaar mogen worden gebruikt, want die hebben die knoesten nog niet. Maar hoe zit het dan met het uiteinde van de spies die je van die granaatappelboom hebt afgesneden? Daar komt toch altijd vocht uit? Klopt, en daarom moet je het afgesneden uiteinde een stuk laten uitsteken buiten het dier, zodat de sappen niet in het dier terecht- komen, waardoor het opnieuw door water gekookt zou zijn.

Het is duidelijk dat de rabbijnen uit de Talmoed zelf nooit een Pesachoffer hebben geroosterd. Rabbi Jehoedah (Israël, tweede eeuw) schijnt dit allemaal overtrokken gevonden te hebben: “Net zoals een houten spies niet verbrandt (aan de binnenkant), zo wordt ook een metalen spies niet gloeiend heet.” Met andere woorden: de hitte van het middendeel van een spies – zelfs als die van ijzer is – is niet zo heet dat je kunt zeggen dat het offerdier op die plaatsen waar het in aanraking met de spies is gekomen, door de spies en niet door het vuur is geroosterd (B.T. Pesachiem 74a).

Klik op het logo om Leo Mock’s colums te lezen in het digitaal archief op de website van Crescas.

Advertentie (4)