Israël is geen echte democratie

In de Belgische krant De Standaard van 7 maart 2003 stelt Brigitte Herremans dat in de meeste analyses van het Israëlisch-Palestijns conflict weinig kritiek komt op de Israëlische democratie. Op deze stelling kwam een pittige reactie.

Israël gaat er prat op de enige democratie in het Midden-Oosten te zijn. Deze bewering geldt voor de joodse, maar niet voor de Palestijnse burgers van Israël. In de onafhankelijkheidsverklaring van de Israëlische staat wordt expliciet vermeld dat Israël een joodse staat is. Elke jood kan op basis van de wet op terugkeer (1952) naar Israël emigreren en staatsburger worden. Die wet geldt niet voor niet-joden. Dit is rechtstreeks gekoppeld aan de netelige kwestie waarbij Israël weigert het Palestijnse recht op terugkeer te erkennen en de Palestijnse vluchtelingen van 1948 te laten terugkeren.Tegelijkertijd wordt in diezelfde onafhankelijkheidsverklaring complete gelijkheid voor alle burgers gegarandeerd. Maar dat valt moeilijk te rijmen met de institutionele en systematische discriminatie van de Palestijnse minderheid in Israël. Israël heeft geen grondwet in de klassieke zin; het constitutionele systeem bestaat uit basiswetten. Tot op heden is er echter geen basiswet die de gelijkheid van alle burgers garandeert.De Palestijnse minderheid in Israël wordt niet erkend, maar men verwijst ernaar als "Israëlische Arabieren”. Sinds de oprichting van de staat wordt de Palestijnse minderheid gemarginaliseerd en zelfs vaak als de interne vijand bestempeld. Na de oorlog van 1948 waarbij ongeveer 780.000 Palestijnen vluchtten of werden verjaagd, bleven er 150.000 Palestijnen in Israël achter. Ondertussen is hun aantal tot meer dan een miljoen gegroeid en maken zij twintig procent van de Israëlische bevolking uit. Israël heeft nooit geprobeerd om zijn Palestijnse burgers te integreren, maar sluit hen uit het publieke leven uit. De staat onderwerpt Palestijnse burgers aan een de facto discriminatie op het gebied van huisvesting, opvoeding, economie, taal en politieke participatie. Dat is bijzonder opvallend op het gebied van de allocatie van staatsgelden. Palestijnse gemeentes krijgen maar een fractie van het geld van de joodse gemeentes. Ook krijgen Palestijnse gezinnen minder kindergeld dan joodse gezinnen, op basis van het feit dat de ouders geen legerdienst hebben gedaan.Sinds het uitbreken van de tweede intifada is de situatie van de Palestijnse burgers in Israël er drastisch op achteruitgegaan. Tijdens solidariteitsbetogingen voor de Palestijnen in de Palestijnse gebieden, traden de Israëlische politie en de veiligheidsdiensten bijzonder gewelddadig op tegen de Palestijns-Israëlische betogers. Dertien onder hen werden gedood, zonder dat er een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld. In de aanloop naar de voorbije parlementsverkiezingen werd tevens de campagne tegen Palestijnse Knessetleden opgedreven. Zo probeerde men Knessetlid Azmi Bichara te diskwalificeren voor de verkiezingen, op basis van de verordening van terrorisme. Bichara zou hebben opgeroepen tot verzet en terrorisme. Palestijnen mogen politiek actief zijn, zolang ze het joodse karakter van de Israëlische staat onderschrijven.Israël heeft er zich in akkoorden met de Europese Unie tevens toe verbonden de democratische principes na te leven en het respect voor mensenrechten te garanderen. Zo geeft het Associatieakkoord tussen Israël en de Europese Unie Israël recht op preferenti?le handelstarieven. De voorwaarde is wel dat de mensenrechten gerespecteerd worden en dat Israël geen producten uitvoert uit de bezetten gebieden. Als een van de twee partijen het akkoord schendt, moet het worden opgeschort.De Israëlische regering schendt niet alleen de mensenrechtenclausule van het Associatieakkoord, maar ook de oorsprongsregels van het handelsakkoord. Producten uit de Israëlische nederzettingen worden uitgevoerd als Israëlische producten. Hoewel de Europese Commissie zich bewust is van die grootschalige fraude, weigert ze te ij

Advertentie (4)