Ischa Meijer

In de verzamelbundel ‘De interviewer en de schrijvers’ zijn tientallen gesprekken bijeengebracht met schrijvers die journalist Ischa Meijer heeft geïnterviewd.
In de Groene Amsterdammer van 11 februari 1998 stond een profiel van de ‘jongen die alles goed moest maken’.

Moeder Liesbeth Voet was dochter van Isidore Voet, socialist,
geassimileerde jood en bestuurslid van de Algemeene Nederlandsche
Diamantbewerkersbond. Het huwelijk betekende voor Jaap Meijer het einde
van zijn opleiding tot rabbijn, die hij weliswaar voltooide, maar
verspeelde door te huwen met een vrouw uit een geassimileerd gezin dat
zich niet hield aan de joods-orthodoxe leefregels. Later studeerde Jaap
Meijer Nederlands en geschiedenis. Hij promoveerde nog in de oorlog bij
Jan Romein, op een dissertatie over Isaac da Costa’s weg naar het
christendom. Omdat hem zelf als jood de toegang tot de bibliotheek werd
ontzegd, was het promotor Romein die voor zijn pupil de noten moest
corrigeren.

Ischa zou door zijn moeder altijd worden voorgehouden dat hij een zeer
gewenst kind was, ondanks de rampzalige omstandigheden waaronder hij
ter wereld kwam. Hij, de eerstgeborene, de ben bechor, was ‘het
jongetje dat alles goed zou maken’, een baken van hoop in een
verschrikkelijke tijd, gedragen als een soort gelukbrengend amulet.

‘We wilden je zo graag hebben’, citeert Ischa zijn moeder in zijn boek
Brief aan mijn moeder (1974). ‘Je moet weten: in die tijd waarin jij
geboren bent, was het zeer gemakkelijk een joods kind te laten
aborteren. We waren zo gelukkig toen jij geboren was! De mensen
verklaarden ons voor gek dat we jou hadden laten komen. Toen we
weggehaald dreigden te worden, hebben we voor jou een bedje in een
kolenkit gemaakt, je kleertjes ernaast gelegd. Een vriendin zou verder
voor je zorgen, had ze ons beloofd. We hadden je verzorgd
achtergelaten. We werden door die kerels op een hoop gedreven en naar
de brug gebracht. Daar moesten we wachten. En plotseling zag ik jou
liggen: een spiernaakte baby – die vriendin was bang geworden en had je
meegegeven. Daar lag je en een Duitser had zijn voet al op je buik
gezet. Toen heb ik geschreeuwd, zó dat ik mezelf hóórde schreeuwen. En
ik kreeg je terug.

‘De familie Meijer werd op transport gesteld naar Westerbork, daarna
naar Bergen-Belsen. Als door een wonder overleefde het gehele gezin het
kamp. ‘Op zekere dag vertrok de trein uit Belsen’, zo wordt Liesbeth
Meijer geciteerd in Brief aan mijn moeder. ‘We wisten niet waar we heen
gingen. Uit welke richting kwamen de Russen? De SS’ers die de trein
bestuurden, wisten zich ook geen raad. We stonden opeengepakt in de
wagons, en de mensen stierven staande. Een vreemd, reutelend geluid. We
reden zonder enig doel door Duitsland. Af en toe stopte de trein.
SS’ers vluchtten. Mensen liepen de wagons uit, het land in, uitgeput.
Op een gegeven moment was ik ook je vader kwijt.

‘Wat de familie Meijer precies heeft moeten doorstaan in Bergen-Belsen
is altijd vaag gebleven. Ischa’s ouders waren er tegen de buitenwereld
uiterst zwijgzaam over, terwijl Ischa van zijn kamptijd vanzelfsprekend
alleen maar rudimentaire herinneringen had. In Brief aan mijn moeder
wordt verteld dat vader Jaap bijna doodgeschopt was door een SS’er.
Ischa was voortdurend ziek en bungelde die jaren op het randje van de
dood.

Kort na hun bevrijding, teruggekeerd in Nederland, werd Ischa getroffen
door een combinatie van kinderverlamming en hersenvliesontsteking. Een
helft van zijn gezicht zou er gedeeltelijk door verlamd raken, oorzaak
van de Dr. Jekyll en Mr. Hyde-achtige tweedeling in zijn
gezichtsexpressie die later zo vaak zou worden vermeld wanneer het om
de hem toegedichte schizofrenie ging. Eenmaal teruggekeerd in Nederland
stuitte de familie op louter onbegrip. Niemand was geïnteresseerd in
hun verhalen over het kamp. Er werd niet eens geloof aan gehecht. Een
oom van moederszijde in New York zou uitkomst bieden. Nog doodziek
vloog Ischa

Advertentie (4)