Parsja 46 Nitsawiem Wajelech (Dewariem/Deuteronomium 29:9-31:30)


NITSAWIEM betekent : Mosje verzamelt het hele volk en waarschuwt hen nogmaals de ge- en verboden te houden en afgodendienst en immoraliteit te verafschuwen. Het Verbond geldt ook voor hen die niet hier zijn.

Als dit overtreden wordt, zal G’d in Zijn woede het land zodanig treffen dat het lijkt op de verwoesting van Sedom en Amora. De inwoners zullen verstrooid worden over andere landen. Maar als jullie terugkeren tot G’d dan zal G’d jullie verzamelen uit alle volkeren waarheen jullie verbannen waren. De geboden zijn niet bovennatuurlijk noch ver verwijderd, noch in de Hemel maar binnen je bereik. Hemel en aarde worden als getuigen opgeroepen dat Mosje het volk leven en dood, zegen en vloek heeft voorgelegd.

WAJELECH (en hij ging): Mosje vertelt het volk dat G’d hem niet de Jordaan laat overtrekken en dat hij de leiding overdraagt aan Jehosjoe?a. Dit is de laatste dag van Mosje. HaSjeem zal de volkeren aan de overzijde van de Jordaan aan de Bne Jisraeel overgeven en Mosje zegt hen sterk en moedig te zijn. Mosje schrijft de Tora ten einde en draagt op die eens per zeven jaar aan het hele volk voor te lezen. G’d voorspelt Mosje dat het volk zich van Hem zal afkeren na zijn dood. Mosje en Jehosjoe?a moeten een gedicht schrijven dat later voorgedragen wordt. De Tora moet in de Arke van het Verbond gelegd worden als getuige tegen het volk als ze zondigen. Het volk moet bijeen komen om het gedicht te horen.





Numerieke gegevens: 51e en 52e sidra, 8e en 9e van Dewariem. Bevat 2 geboden.





Eerste Alija (Koheen 29:9-28): (Nadat we aan het einde van Ki Tawo de Tochaga (strafredenen) hebben gehoord) begint Nitsawiem op geruststellende toon. We staan allen voor G’d en beginnen weer een nieuw verbond, dat niet alleen vernieuwd wordt met de huidige generatie, maar ook met allen die (nog) niet aanwezig zijn. Wanneer iemand verstokt blijft en niet wil luisteren naar HaSjeem, dan zal G’d die persoon niet willen vergeven. Wanneer reizigers het verwoestte Israël zien en vragen:  “Waarom heeft G’d zo met dit land gedaan?”. En men zal antwoorden, dat men het verbond met HaSjeem heeft verlaten.

“Niet met U alleen sluit ik dit verbond… maar ook met een ieder die heden hier niet bij ons is” (29:14-15). Mosje liet de nesjamot (zielen) van alle toekomstige generaties mee zweren dat zij de Tora zouden naleven. Bestaat er een verband tussen de zielen van de nu levenden en die uit vroegere en latere geslachten? Het Jodendom gaat er van uit, dat er inderdaad ?transzielige? verbanden bestaan. De persoonlijkheid en uitstraling, die iedere ziel hier op aarde heeft, is afhankelijk van de fysieke toestand waarin hij of zij in deze wereld is terechtgekomen. Alle vormen die de toekomstige nesjamot zullen aannemen, werden opgenomen in het verbond tussen G’d en het Joodse volk.

Hoewel het niet relevant is voor onze dagelijkse Jodendombeleving houdt de vraag hoe het Jodendom over zielsverhuizing ? Gilgoel – denkt toch velen bezig.  De filosofen Jehoeda Halevi (1095 – 1150) en Maimonides (1135-1204) beschrijven de transmigratie van zielen niet en Rabbi Awraham, de zoon van Maimonides verwerpt het begrip Gilgoel of reincarnatie zelfs. Toch is reïncarnatie een bekend fenomeen in de Kabbala. Gilgoel wordt in de vroegste mystieke werken besproken, zoals in Sefer Habahier, dat tegen het einde van de twaalfde eeuw gepubliceerd werd. De vers uit Spreuken (1:4): “De ene generatie verdwijnt en de andere generatie komt” betekent, dat de generatie die nu verdwijnt meteen ook de zielen levert voor de komende generatie. Hoewel in de filosofische literatuur het woord ha’ataka – overbrenging – de gebruikelijke term was voor reïncarnatie, kwam later de term Gilgoel in zwang, hetgeen letterlijk ‘voortr

Advertentie (4)