Opening naar een nieuw begin

Een groep van 25 jonge Israëli’s bracht afgelopen week een bezoek aan Nederland. Een wrange gezamenlijke achtergrond bond de jongeren: allen overleefden een terreuraanslag in Israël of vochten in de recentelijke Libanonoorlog. Hineni bood ze in nauwe samenwerking met B’nai B’rith loge Hilleel een week vakantie aan bij Nederlandse gastouders.

Afgelopen vrijdagochtend kwam een groep Israëlische jongeren samen bij Sjoel Amstelveen. Op het eerste gezicht lijken het gewone toeristen. Ze beklagen zich over het vroege tijdstip en wisselen stoere verhalen uit over de avond ervoor: de meesten zijn wezen stappen. Bij nadere beschouwing echter dragen de meesten zichtbaar de littekens van de trauma’s die ze doorstonden. Een extravert meisje voert het hoogste woord onder begeleiding van typisch Israëlische woeste armbewegingen. Haar gastouder vertelt me dat zij een jaar in het ziekenhuis heeft gelegen en een open hartoperatie heeft ondergaan nadat ze vier jaar geleden ternauwernood een aanslag overleefde op het cafe waar ze met haar vrienden zat. Als ik beter kijk zie ik boven de rand van haar t-shirt een litteken beginnen.

Onder stralend zomerweer heeft de groep tot nu toe gefietst op de Veluwe, een bezoek gebracht aan meerdere musea en Volendam verkend. Ik ben uitgenodigd een ochtendje met de groep op te trekken: vanmorgen staat skieën bij Snow Planet op het programma. In de auto ernaartoe praat ik met drie jongens over wat ze van Nederland vinden. Omdat de groep hier is ter ontspanning en niet om lezingen te geven begin ik niet zelf over de ellende die ze hebben doorstaan. Dus delen de jongeren hun verbazing met mij over het totaal platte Nederlandse landschap. "Pas in het zuiden komt weleens iets voor dat op een heuvel lijkt", zeg ik en de monden vallen nog een stukje verder open. Een van hen heeft ‘de Nederlander op straat’ geobserveerd en geconcludeerd dat Nederlanders, meer dan Israëli’s, ‘strak naar voren kijken in plaats van om zich heen’. Een discussie over de verschillen tussen de Israëlische en de Nederlandse mentaliteit ontstaat.

Aangekomen bij de enorme skihal binden de jongeren opgewonden de ski’s onder. Terwijl ik in gesprek raak met Lior, madrich (leider) van de groep, zien we ze ruim een uur lang voorbij suizen, gierend van plezier. Hij vertelt over het streven van Hineni bij de reizen die het organiseert voor overlevenden van terreur. "Veel mensen verkeren na een aanslag in een isolement. Sommigen zitten zo vast in het trauma dat ze niet meer functioneren. Ze hebben weinig contact met vrienden en familie en zijn niet in staat te werken. Een reis als deze kan een opening zijn naar een nieuw begin. De combinatie van op reis en onder lotgenoten zijn werkt vaak goed. Gedurende de reis vinden er geen officiële therapeutische ‘sessies’ plaats. Iedereen weet wat de ander is overkomen; praten is niet nodig. Soms komt het gesprek wel vanzelf op de pijn die de mensen nog steeds doorstaan. Halverwege deze reis kwam ineens een diep gesprek van de grond waarin veel woede loskwam. De groep is heel verschillend. Voor sommigen is het al een paar jaar geleden dat ze betrokken waren bij een aanslag, maar nu pas komt de pijn los. Voor anderen is het korter geleden, maar soms praten die er juist weer makkelijker over."

Ita Garcia, voor de vijfde maal ‘gastmoeder’ voor een jongere uit de Hineni-groep, beaamt dit. "Iedere jongere gaat er weer heel anders mee om. De een begint al snel uit zichzelf over wat hij heeft doorstaan; een ander vertelt pas aan het eind van het bezoek heel summier iets over de aanslag die hij overleefde." Wat haar het meest heeft geraakt is het feit dat het de jongeren zichtbaar goed doet dat

Advertentie (4)