De Joden van de Krimpenerwaard


Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog woonde er in Schoonhoven nog maar een handjevol Joden van wie twee de sjoa door onderduiking hebben overleefd. In de vroegere synagoge aan de Haven is een winkel annex tentoonstelling van een zilverzaak gevestigd. Het mikwe, achter de vroegere sjoel, is gerestaureerd en kan worden bezichtigd. Uit Lekkerkerk is niemand gedeporteerd want er woonden geen Joden meer en van de elf Joden die in 1940 in Krimpen aan den IJssel waren ingeschreven kwamen vier om in de Duitse kampen. De overigen zijn ondergedoken en hebben de bezetting overleefd. Op verschillende plaatsen in de Krimpenerwaard zijn Joodse onderduikers geweest, zoals in Ouderkerk aan den IJssel, waar twee broers een gastvrij onderdak hebben gevonden. Een van hen is echter teruggegaan naar zijn woonplaats Rotterdam, daar is hij verraden en is weggevoerd. Hij is omgebracht.Zoals in veel andere delen van Nederland hebben (vooral Duitse) Joden zich in de achttiende en negentiende eeuw in de Krimpenerwaard gevestigd, het groene gebied tussen IJssel, Lek en het riviertje de Vlist en zoals zo dikwijls met allochtonen, werden zij aanvankelijk met wantrouwen ontvangen. In 1735 ageerden neringdoende luyden in de Zilverstad Schoonhoven (de grootste plaats in de waard) tegen het venten van ‘Joden, smousen’ en andere vreemde personen, met ‘chetsen, catoines’ en de andere winkelwaren. De meeste gilden lieten in die tijd geen Joden toe, maar de uit het bisdom Worms afkomstige Elias Kas mocht in 1747 wel de eed als poorter van de stad afleggen, een speciale eed met een tekst die sterk afweek van die voor niet-Joden.Elias Kas wordt beschouwd als grondlegger van de Joodse gemeenschap in Schoonhoven, een kehilla die weldra over een huissynagoge beschikte en in 1809 al 116 leden telde. In de tweede helft van de negentiende eeuw omvatte de Joodse Gemeente haar hoogste ledental, bijna tweehonderd.Gemend huwelijkOok in andere plaatsen in de Krimpenerwaard heeft men in de achttiende eeuw voor het eerst kennis gemaakt met Joodse immigranten, vooral in Lekkerkerk. In 1759 kreeg Abraham Gompers vergunning om er ossen, koeien, kalveren, schapen, lammeren en… varkens (!) te slachten – hij werd in de loop van de volgende jaren door verschillende joodse slagers en vleeshouwers gevolgd. Duidelijk bewijs dus van het bestaan ook daar van een kehilla. Dat blijkt ook uit een register van een Rotterdamse moheel, die op 28 augustus 1759 in Lekkerkerk het jongetje Eliazer Ephraim heeft besneden. Van 28 joden in 1809 is de Lekkerkerkse joodse gemeenschap – later Gemeente – uitgegroeid tot bijna 70 in 1861, op een bevolking van ruim 2600 zielen. In 1931 is de laatste joodse inwoner van het dorp overleden. In het nabije Krimpen aan de Lek heeft in de negentiende eeuw een handjevol joden gewoond van wie de ‘gepatenteerd koopman en marschkramer’ Juda van Gelder aparte vermelding verdient. Hij was in 1783 in Amsterdam geboren maar is in 1828 in Krimpen aan de Lek getrouwd met de protestantse koopvrouw Adriaantje Drapers. Een gemengd huwelijk dus – een opmerkelijke gebeurtenis in die dagen. Tijdens de plechtigheid verklaarden bruid en bruidegom ‘dat van hun Een kind is geboren, (…dat) op den achttienden Augustus 1827 onder de naam van Josephine (was) ingeschreven, het welk zij voor hunne Dochter erkenden’. Juda heeft zich nadien steevast als ‘Nederlands Israëliet’ laten inschrijven, maar zijn zeven kinderen als protestants.Deze marskramer heeft in 1833 nog een vervelend avontuur beleefd toen hij in Krimpen aan den IJssel door een boer in elkaar werd geslagen omdat hij zich had beklaagd dat de kinderen van die man hem voor ‘smous’ hadden uitgescholden. Juda deed aangifte bij de burgemeester maar om onbekende reden heeft hij die aanklacht twee weken laten weer ingetrokken.De kehillot van de Krimpenerwaard hebben een aantal bekende geslachten en telgen voort- gebracht, zoals Van Blankensteijn in Lekkerkerk en Ouderkerk aan den IJssel en Denekamp in

Advertentie (4)